Heelkunde M1
Quiz yourself by thinking what should be in
each of the black spaces below before clicking
on it to display the answer.
Help!
|
|
||||
---|---|---|---|---|---|
show | CT-angio
🗑
|
||||
Wat is de beste manier om de verdenking op een geruptureerd AAA te bevestigen? | show 🗑
|
||||
show | a. iliaca externa
🗑
|
||||
show | v. porta
🗑
|
||||
Wat is geen oorzaak van een aneurysma/aortadissectie/AAA? A. Hypertensie B. COPD C. Marfan D. Alcoholabuses | show 🗑
|
||||
Een AAA ligt meestal craniaal van de aa. Renales? A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
Welke van onderstaande symptomen past het meest bij een geruptureerd AAA? A. Pijn tussen de schouderbladen B. Rugpijn met uitstraling in een been C. Buikpijn D. Rugpijn met collaps | show 🗑
|
||||
Een AAA moet geopereerd worden bij een diameter van meer dan? | show 🗑
|
||||
show | B. Onjuist
🗑
|
||||
Wat is de meest voorkomende oorzaak voor veneuze insufficientie? A. Varicosis B. DVT C. Staand beroep D. Diabetes | show 🗑
|
||||
show | A. Ontstaat vooral na ingrepen in het kleine bekken
🗑
|
||||
Een zittend beroep is een risicofactor voor DVT? A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
Waar komen varices het meest vaak voor? A. Anteromediaal B. Anterolateraal C. Posteriomediaal D. Posteriolateraal | show 🗑
|
||||
show | A. Overvulling
🗑
|
||||
Ontstaan van veneuze insufficiëntie na DVT: A. Weken B. Maanden C. Enkele jaren D. Tientallen jaren | show 🗑
|
||||
show | B. Onjuist
🗑
|
||||
In tegenstelling tot arteriële claudicatio gaat neurogene claudicatio pas over als je gaat zitten. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | Max. 5%
🗑
|
||||
show | A. Wordt vaak erger bij inspanning
🗑
|
||||
Waarop kan een acute arteriële afsluiting van een been lijken? A. Erysipelas B. Verlamming C. Trombose been | show 🗑
|
||||
In welke arterie komen aneurysmata het minste voor? A. a. femoralis B. a. poplitea C. a. iliaca communis D. a. iliaca externa | show 🗑
|
||||
Welk uit de aorta ontspringend bloedvat kruist de v. renalis sinistra? A. a. mesenterica superior B. a. mesenterica inferior C. truncus coeliacus | show 🗑
|
||||
show | A. Veneuze insufficientie (arterieel geeft een ulcus aan de laterale zijde van het onderbeen of aan voorvoet/tenen)
🗑
|
||||
show | D. Neuropathie (vaak bij DM)
🗑
|
||||
Controleren of een bypass goed open is wordt gedaan met: A. Echo-doppler B. Palpatie van de vaten C. MRangio | show 🗑
|
||||
Man heeft last van kramp tijdens het lopen, bij rust verdwijnt deze weer. Pulsaties a. femoralis zijn zwak. Wat is de beste behandeling? A. Revascularisatie B. Looptraining C. Statines | show 🗑
|
||||
show | C. Kan vaak behandeld worden met looptraining
🗑
|
||||
Patient met Fontaine II heeft last van het lopen na 100 meter. Wat nu? A. Conservatief B. Angiografie C. Operatie D. Looptraining | show 🗑
|
||||
show | Fontaine III
🗑
|
||||
show | C. Necrose
🗑
|
||||
Bij een afsluiting van de a. mesenterica superior treedt ischemie op van: | show 🗑
|
||||
Waardoor wordt een a. mesenterica superior aflsuiting (trombose) meestal veroorzaakt? | show 🗑
|
||||
Complicaties na een a. carotis operatie hangen vooral af van? A. Stenose B. Inhechten patch C. Lokale anesthesie D. Cardiovasculair lijden voor de operatie | show 🗑
|
||||
Wat is de meest voorkomende oorzaak van oedeem in de enkels? A. Hartfalen B. Veneuze insufficiëntie | show 🗑
|
||||
show | B. Veneus
🗑
|
||||
Maakt de v. saphena magna deel uit van het diep veneuze systeem? A. Ja B. Nee | show 🗑
|
||||
show | Truncus coeliacus, a. mesenterica superior, aa. renales, a. mesenterica inferior
🗑
|
||||
show | C. Pyrexia (denk aan de 5 P's: pain, pallor, pulselessness, paresthesia, paralysis)
🗑
|
||||
Wat geeft meer klachten bij een acute arteriële afsluiting? A. Trombus B. Embolie C. Geen verschil | show 🗑
|
||||
show | 50%
🗑
|
||||
show | A. Echo (in acute situatie, anders kan CT angio gedaan worden)
🗑
|
||||
Eerste keus onderzoek om een a. carotis stenose te diagnosticeren is een carotis angiografie? A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
De cerebrale bloedstroom neemt kritisch af als een stenose in de a. carotis het lumen vernauwt met meer dan: A. 40% B. 55% C. 70% D. 85% | show 🗑
|
||||
De INR is 4. Hoe moet dit omlaag gebracht worden? A. Novoseven infuus B. Vitamine K infuus C. Protrombine complex | show 🗑
|
||||
Welk van onderstaande bloedvaten is het meest gevoelig voor occlusie? A. tr. Coeliacus B. a. mesenterica superior C. a. mesenterica inferior | show 🗑
|
||||
Wat is de meest voorkomende plaats van een perifeer aneurysma? | show 🗑
|
||||
Na een doorgemaakte DVT ontwikkelt (onbehandeld) 25% van de patiënten na 5 jaar een posttrombotisch syndroom (PTS). A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | a. mesenterica superior
🗑
|
||||
show | D. Angina pectoris (factoren van invloed zijn: atherosclerose (A, roken, copd), bindweefselziekten (B & E) en familiair voorkomen)
🗑
|
||||
Een aortadissectie type A wordt behandeld met: A. Anti-hypertensiva B. Chirurgie C. Expectatief | show 🗑
|
||||
Welke stollingsfactoren zijn afhankelijk van vitamine K? A. II, VII, IX, X B. II, V, IX, X C. IV, V, X, XII | show 🗑
|
||||
show | A. Arteriële insufficiëntie (been optillen tot wanneer dit bleek wordt, dan naast het bed hangen --> langzamer roze)
🗑
|
||||
show | A. Bij optillen van de voet wordt deze wit, bij afhangen rood (bij afhangen betere perfusie door zwaartekracht)
🗑
|
||||
Een patient komt met erectieklachten en heeft geen pulsaties in zijn liezen. Welk syndroom past hierbij? A. Leriche B. Fontaine (classificatie van claudicatio intermittens) C. Courvoisier (palpabele galblaas bij pancreaskoptumor) | show 🗑
|
||||
Wat is GEEN risicofactor voor het optreden van DVT en longembolie? A. Leeftijd B. Zwangerschap C. Hypertensie D. Kanker E. Proteïne-C deficiëntie | show 🗑
|
||||
De luidheid van een carotissoufle zegt iets over de grootte van stenose? A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | A. E. Coli (gonokokken en meningokokken (Klebsiella, Proteus, Enterobacter, Yersinia, Shigella, Salmonella, H. Influenzae, Pseudomonas aeruginosa) zijn gramnegatief)
🗑
|
||||
show | B. Stafylokokken en C. Streptokokken
🗑
|
||||
show | B. Flucloxacilline (vancomycine is laatste keus ivm resistentie, vooral bij MRSA gebruiken)
🗑
|
||||
show | C. Erysipelas (kan ook door S. Aureus veroorzaakt worden, maar soms)
🗑
|
||||
show | B. Herstructurering (Fase 1: inflammatoire-, debridiments- of ontstekingsfase. Vasodilatatie, waardoor verhoogde perfusie. Permeabiliteitsveranderingen, waarbij ontstekingsexudaat vrijkomt. Chemotaxis, macrofagen fagocyteren.)
🗑
|
||||
Bij een punctie uit een abces vind je welke soort cellen? A. B-cellen B. Macrofagen C. Lymfocyten D. Granulocyten E. Neutrofielen | show 🗑
|
||||
show | A. Juist (net als cellulitis)
🗑
|
||||
show | B. Gramnegatief
🗑
|
||||
show | B. Aminoglycosiden
🗑
|
||||
Welk type bacterie heeft een membraan dat primair bestaat uit lipopolysaccharide (LPS)? A. Grampositief B. Gramnegatief | show 🗑
|
||||
Wanneer u instrumentaria wilt ontsmetten tegen sporen, welke methode moet u dan toepassen? A. Sterilisatie B. Desinfectie (alcohol, waterstof peroxide, formaldehyde of chloor) C. Antisepsis | show 🗑
|
||||
show | C. Slikken van ceftazidim tegen UWI (vrijwel elk antibioticum kan dit veroorzaken doordat er overgroei van Clostridium difficile in de darm ontstaat, wat ernstige gevolgen kan hebben)
🗑
|
||||
show | C. Beide (meestal S. Aureus)
🗑
|
||||
show | B. Enterokok (secundaire peritonitis ontstaat door ontsteking, perforatie of ischemie van een abdominaal orgaan, kan post-OK. Verder worden E. Coli of Bacteriodes Fragilis gekweekt. Post-OK meestal enterokok.)
🗑
|
||||
show | B. Nee (bij volwassenen: bacteriemie, pneumonie, bot en gewrichtsontstekingen en huid- en weke delen infecties)
🗑
|
||||
Een opgenomen vrouw van 50 jaar krijgt koorts bij een rode verheven begrensde wond ter hoogte van het onderbeen. Er is sprake van erysipelas. Wat is de behandeling? A. Benzylpenicilline B. Flucloxacilline | show 🗑
|
||||
Vrouw op CSO met een begrensde, pijnlijke, warm aanvoelende, iets verheven rode plek met een diameter van 15 cm. Wat is de behandeling? A. Conservatief B. Benzylpenicilline C. Flucloxacilline D. Ciproxine | show 🗑
|
||||
Wat is geen bijwerking van antibiotica? A. Ototoxiciteit B. Nefrotoxiciteit C. Pseudomembraneuze colitis D. Vitamine C deficiëntie | show 🗑
|
||||
show | B. Granulatie (kenmerk van secundaire wondgenezing)
🗑
|
||||
show | A. Uit elkaar gaan van de naden (uiteenwijken van de wondranden, als dit abdominaal gebeurt heet dit Platzbauch)
🗑
|
||||
Humorale immuniteit zorgt voor: A. Bescherming tegen bacteriën B. Neutraliseren van toxinen C. Voorkomen van (her)infectie van virussen D. Alle bovenstaanden | show 🗑
|
||||
show | 15%
🗑
|
||||
Bij verbranding kan de regel van 9 toegepast worden. Hoeveel bedraagt het percentage van een arm en een been? | show 🗑
|
||||
show | A. Reinigen (bij zwarte wond: debridement (necrose verwijderen), bij rode wond: beschermen)
🗑
|
||||
Bij een patient is een barstwond opgetreden, wat is de behandeling? A. Schoonspoelen, steriele gazen en verbinden B. Primair hechten en verbinden C. Debridement en approximerende hechtingen | show 🗑
|
||||
Bij welke temperatuur is er sprake van koorts? | show 🗑
|
||||
show | A. SIRS (systemic inflammatory response syndrome, 2 van 4 criteria: - koorts of hypothermie - tachycardie >90 bpm - tachypnoe >20/min - leukocytose (>12.000) of leukopenie (<4.000).)
🗑
|
||||
show | A. Steriele gazen
🗑
|
||||
Welk verband kan het meest absorberen? A. Zilververband B. Schuimverband C. Gelverband D. Hydrofiber | show 🗑
|
||||
show | A. Rheumatoide artritis (door gebruik corticosteroiden)
🗑
|
||||
Hoe moet een geinfecteerde wond behandeld worden? A. Openen en spoelen B. Echogeleide punctie C. CT geleide punctie | show 🗑
|
||||
Welke bacterie loopt met het vaakst op in het ziekenhuis? A. Grampositief B. Gramnegatief C. MRSA D. Pseudomonas aeruginosa | show 🗑
|
||||
show | A. Anaerobe bacterien
🗑
|
||||
show | A. Zwart
🗑
|
||||
Wat is er bij een zwarte barstwond? A. Infectie B. Necrose | show 🗑
|
||||
Een jongen van 5 jaar krijgt kokend water over zijn borst heen. Er zijn blaren en ontvellingen te zien. De capillaire refill is ongestoord. Er is sprake van: A. Eerste graads B. Tweede graads C. Derde graads | show 🗑
|
||||
show | A. Heet water
🗑
|
||||
show | 12,7% (Gooszens, 10% in oude toetsvragen)
🗑
|
||||
show | B. Echo (CT moet MET contrast zijn)
🗑
|
||||
Wat is het onderzoek van eerste keus bij een geperforeerd ulcus pepticum? A. Gastroscopie B. Echo C. X-BOZ D. CT | show 🗑
|
||||
Wat is de meest voorkomende oorzaak van een dikke darm obstructie? A. Volvulus B. Diverticulitis C. Carcinoom | show 🗑
|
||||
show | C. X-BOZ (eigenlijk laparotomie)
🗑
|
||||
show | D. Laparotomie (strangulatie= chirurgische spoedindicatie)
🗑
|
||||
Wat wordt er gedaan bij een zwangere vrouw (16 wk) bij verdenking op een appendicitis accuta? A. CT B. Mediane laparoscopie C. Diagnostische laparoscopie D. Antibiotica | show 🗑
|
||||
show | B. Lumenobstructie (door zwelling omgevend lymfoid weefsel of fecoliet (appendicoliet))
🗑
|
||||
show | A. Gevoel van onvolledige defaecatie (aandrang bij een leeg rectum)
🗑
|
||||
Waarbij bestaat er druk- en loslaatpijn? A. Viscerale pijn B. Parietale pijn | show 🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
show | B. Rug
🗑
|
||||
show | B. Onjuist
🗑
|
||||
show | B. Drainage en necrose verwijderen
🗑
|
||||
Wat past er bij de volgende labuitslagen? Verhoogd gamma-GT, LDH, kreat en bili, verlaagde leuko's? A. Cholecystitis B. Levermetastasen C. Pancreastumor | show 🗑
|
||||
show | Alkalisch fosfatase (en bilirubine)
🗑
|
||||
Wat zijn de meest voorkomende galstenen in de westerse wereld? A. Pigment B. Cholesterol C. Carbasalaatcalcium | show 🗑
|
||||
Wat is het aangewezen onderzoek bij verdenking op galstenen? A. Echo B. Serum AF C. Serum transaminase | show 🗑
|
||||
show | C. Niet reponibel (incarceratie betekent beklemming van een breuk, hernia incarcerata moet operatief behandeld worden)
🗑
|
||||
show | C. Beide (lig. van Treitz is de ophangspier van het duodenum)
🗑
|
||||
show | C. Perforatie van slokdarm door braken (Boerhaave is een spontane, atraumatische, complete slokdarm ruptuur, vaak na overmatig alcohol)
🗑
|
||||
Hoe heet de weefsellaag van de darmen met de bloed- en lymfevaten? A. Serosa B. Mesenterium C. Mesotheel D. Endotheel | show 🗑
|
||||
Welk van onderstaande symptomen hoort niet bij diverticulitis? A. Helderrood bloedverlies per anum B. Overmatige flatulentie C. Pneumaturie D. Dikke darm obstructie | show 🗑
|
||||
show | C. Carcinoom (bij volvulus is er veel pijn en bloed bij divertikels pas bij gecompliceerde diverticulitis)
🗑
|
||||
show | A. Nervus ilio-inguinalis
🗑
|
||||
show | D. Linea alba
🗑
|
||||
show | B. Colon sigmoideum (valse divertikels zijn herniaties van mucosa, submucosa en serosa)
🗑
|
||||
show | C. 8-14 jaar
🗑
|
||||
Wat is de voorkeursbehandeling bij een groot-abdominaal abces? A. Incisie en drainage via laparotomie B. Drainage via echogeleide punctie C. Bedrust in Fowlerse ligging en antibiotica | show 🗑
|
||||
Wat zijn de vier groepen van de Hinchey classificatie? | show 🗑
|
||||
show | A. Appendicitis
🗑
|
||||
show | C. Ulcus pepticum
🗑
|
||||
show | A. Leverdemping (juist opgeheven door het ontstane pneumoperitoneum door vrij lucht)
🗑
|
||||
show | B. Onjuist (gastroscopie is gecontra-indiceerd omdat hierbij lucht in de maag moet worden geblazen, terwijl dit in de buikholte terecht komt. Diagnose door X-BOZ)
🗑
|
||||
Welke kenmerken zie je WEL bij Crohn en NIET bij colitis ulcerosa? A. Stukken niet aangedane darm tussen andere stukken aangedane darm B. Orale ulcers (aften) C. Anorexie | show 🗑
|
||||
show | A. Diverticulitis (Hartmann: resectie rectosigmoid met eindstandig colostoma, kan ook bij coloncarcinoom geindiceerd zijn)
🗑
|
||||
Er is sprake van chemische peritonitis bij acute pancreatitis. Wat hoort daar niet bij? A. Defense musculaire B. Bewegingsdrang C. Pijn in de rug D. Braken | show 🗑
|
||||
Er is een pijnloze icterus en het teken van Courvoisier, wat is de diagnose? A. Galwegobstructie door carcinoom B. Hydrops van de galblaas | show 🗑
|
||||
show | B. Ductus choledochus, v. porta en a. hepatica
🗑
|
||||
Welke graad zijn hemorrhoiden die uit het anale kanaal steken? A. I B. II C. III D. IV | show 🗑
|
||||
Waarbij ontstaat er GEEN verhoging van plasma amylase? A. Prostatitis B. Darmischemie C. Duodenum ulcus | show 🗑
|
||||
Waardoor worden veel perianale abcessen gevormd? A. Ontsteking kliertjes linea dentata B. Fissura ani C. Getromboseerde hemorrhoiden | show 🗑
|
||||
Wat is de voorkeurshouding bij pancreatitis? A. Voorovergebogen B. Foetushouding | show 🗑
|
||||
show | D. Urolithiasis (bewegingsdrang door koliekpijn)
🗑
|
||||
Wat is de behandeling bij hemorrhoiden? A. Bananen eten B. Obstipatie vermijden C. Langdurig toiletbezoek | show 🗑
|
||||
show | B. Laparoscopie
🗑
|
||||
Een 35-jarige man komt op de CSO met buikpijn met obstructie van de darm. Hij is nog nooit in het ziekenhuis geweest. Wat is er waarschijnlijk aan de hand? A. Adhesies B. Ileus C. Carcinoom D. Herniatie dunne darm | show 🗑
|
||||
show | A. Strengen (ten gevolge van postoperatieve adhesievorming)
🗑
|
||||
show | B. Hernia inguinalis
🗑
|
||||
show | A. Ze moet afvallen tot er sprake is van een BMI <25 (risicofactoren: Female, Fourty, Faty en Fertile)
🗑
|
||||
Welk deel van het duodenum bevindt zich intraperitoneaal? A. Pars superior B. Pars descendens C. Pars horizontalis D. Pars ascendens | show 🗑
|
||||
show | C. Getrombotiseerd hemorrhoid (fissuur: pijn tijdens defecatie, fistel: periodieke pijn, getrombotiseerd hemorrhoid: acute pijn)
🗑
|
||||
show | B. Jong volwassenen
🗑
|
||||
show | Sinus pilonidalis (haarnestcyste)
🗑
|
||||
show | C. Bewegingsdrang (kan door afsluiting ductus pancreaticus door een galsteen --> bewegingsdrang)
🗑
|
||||
Wat is de behandeling van een sigmoid volvulus? A. Aan buikwand bevestigen B. Tube inbrengen en desoufflatie | show 🗑
|
||||
show | Cholecystectomie (binnen 7 dagen, laparoscopisch binnen 4 dagen)
🗑
|
||||
Wat is verhoogd bij galstenen? A. Gamma-GT B. Alkalisch fosfatase C. LDH D. Amylase | show 🗑
|
||||
Wat zijn de verschijnselen van pseudomembraneuze colitis? A. Laaggradige koorts en bloederige diarree B. Hooggradige koorts en bloederige diarree C. Laaggradige koorts en waterige diarree D. Hooggradige koorts en waterige diarree | show 🗑
|
||||
Wat is het Ogilvie syndroom? A. Volvulus B. Acute pseudoobstructie en dilatatie van het colon ascendens | show 🗑
|
||||
Wat is de meest voorkomende oorzaak van gastro-intestinale bloedingen? A. Colitis B. Ulcer lijden C. Slokdarmvarices | show 🗑
|
||||
show | D. Appendix
🗑
|
||||
show | B. Onjuist (craniaal)
🗑
|
||||
show | B. Onjuist (de curvatura major bevindt zich craniaal van het omentum majus, maar caudaal van het omentum minus)
🗑
|
||||
show | B. X-BOZ (lucht te zien in proximale darm)
🗑
|
||||
show | A. Binnen het 1e levensjaar
🗑
|
||||
Komt appendicitis minder vaak voor bij zwangere vrouwen dan bij niet zwangere vrouwen? A. Ja B. Nee | show 🗑
|
||||
Bij welke soort hernia inguinalis is er eerder sprake van strangulatie? A. Direct B. Indirect | show 🗑
|
||||
show | A. Bloeding
🗑
|
||||
show | Pancreatitis (Grey Turner sign: hematomen in de flanken)
🗑
|
||||
show | B. Divertikel
🗑
|
||||
show | A. Duodenum
🗑
|
||||
show | A. Projectiel braken
🗑
|
||||
Een oude vrouw zonder medische klachten slikt een knoop in, wat is het beleid? A. Starre oesofagusscoop B. Flexibele oesofagusscoop C. Afwachten | show 🗑
|
||||
show | C. Anale fissuur (bij fistel/abces: drainage middels fistulotomie)
🗑
|
||||
show | B. Pancreatitis (ecchymose rond navel)
🗑
|
||||
show | C. De aanwezigheid van een porseleingalblaas (broze, kalkhoudende galblaaswand)
🗑
|
||||
Bij kolonisatie met Helicobacter Pylori ontwikkelt 70-90% van de patiënten een ulcus pepticum. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | D. Roken
🗑
|
||||
De kans op een acute appendicitis is: A. Hoger bij mannen B. Hoger bij vrouwen C. Gelijk voor mannen en vrouwen | show 🗑
|
||||
show | B. Onjuist
🗑
|
||||
Bij een vermoeden van appendicitis maakt een rectaal toucher het lichamelijk onderzoek compleet. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
Bij een patient met een verdenking op appendicitis wordt de buik opengemaakt en blijkt de appendix niet ontstoken. Toch verwijdert de chirurg deze. Is dit de juiste beslissing? A. Ja B. Nee | show 🗑
|
||||
show | B. Onjuist
🗑
|
||||
show | B. Hoogfrequente geluidsgolven
🗑
|
||||
show | B. Nee
🗑
|
||||
show | B. Invaginatie
🗑
|
||||
show | Chirurgische fixatie dmv een rectopexie
🗑
|
||||
Wat is de meest waarschijnlijke locatie van niet ingedaalde testes? A. Lieskanaal B. Subrenaal C. Peritoneaal | show 🗑
|
||||
Waar duidt het teken van Chvostek op? A. Hyponatriemie B. Hypokaliemie C. Hypocalciemie D. Hypofosfatemie | show 🗑
|
||||
show | A. Plexus van Meissner (lagen van darm van binnen-buiten: mucosa - submucosa - muscularis - serosa. Plexus myentericus = plexus van Auerbach)
🗑
|
||||
Waar bevindt de appendix vermiformis zich in de meeste gevallen? A. In het kleine bekken B. Retrocoecaal C. Pre-ileaal D. Post-ileaal | show 🗑
|
||||
Waarbij komt sfincter spasme voor? A. Anaal fissuur B. Fistel C. Hemorrhoid | show 🗑
|
||||
show | C. Invaginatie
🗑
|
||||
show | D. Drilpudding en bloed (invaginatie)
🗑
|
||||
show | A. Pancreas
🗑
|
||||
show | B. Perianaal abces (ischiorectaal komt vanuit de externe sfincter en supralevator zit intersfincterisch)
🗑
|
||||
show | C. Sigmoid (vaak geassocieerd met een dolichocolon (lang colon))
🗑
|
||||
show | A. Bij een pylorusstenose bevat de vomitus geen gal
🗑
|
||||
Diverticulaire ziekte wordt gekenmerkt door: A. Hypertrofie van de spierwand van het colon B. Abnormale verdeling van elastinevezels tussen de spiervezels | show 🗑
|
||||
show | C. Cholecystectomie
🗑
|
||||
Ondervoeding door grote weefselschade wordt gekenmerkt door verschillende symptomen, welk van onderstaanden? A. Lymfocytose B. Verhoogde serum transferrine C. Gewichtsverlies (starvation) D. Stijging van het serum albumine | show 🗑
|
||||
Een 52 jarige vrouw presenteert zich met misselijkheid, anorexie en epigastrische pijn welke verergerd bij voedselinname. Welk peptisch ulcus is het meest waarschijnlijk? A. Van oesofagus B. Van maag C. Van duodenum | show 🗑
|
||||
Tijdens een coloscopie is het colon transversum te onderscheiden van het ascendens en descendens door? A. De driehoekige vorm van het colon transversum B. In het colon transversum zijn altijd faeces resten te zien | show 🗑
|
||||
show | B. Cholecystitis (kan empyeem in de galblaas veroorzaken, in de pleuraholten wordt dit door pneumonie veroorzaakt)
🗑
|
||||
show | B. Opgezette lymfeklier (zou nog een hernia femoralis kunnen zijn)
🗑
|
||||
Hoeveel mictie moet een patient post-operatief hebben? A. 0,1 ml/kg/uur B. o,5 ml/kg/uur C. 1,5 ml/kg/uur D. 1,8 ml/kg/uur | show 🗑
|
||||
Waar komt fistelvorming bij voor? A. Crohn B. Colitis ulcerosa C. Diverticulose | show 🗑
|
||||
show | C. Braken
🗑
|
||||
Welk orgaan is het vaakst aangedaan bij stomp buikletsel? A. Lever B. Nieren C. Milt D. Pancreas | show 🗑
|
||||
Waar duidt pijn in het hypochondrium op? A. Pancreatitis B. Cholecystitis C. Cystitis | show 🗑
|
||||
show | A. Juist (lymfeklieren naast darm zwellen op door viraalinfect, waardoor de darm denkt dat dit faeces is wat naar buiten moet)
🗑
|
||||
Wat is de meest voorkomende plaats van een hernia inguinalis bij oudere mannen? A. Annulus internus B. Achterwand C. Lacuna vasorum | show 🗑
|
||||
Een 72 jarige man met obstipatie in de VG komt op de CSO met geleidelijk begonnen, continue buikpijn linksonder. Temp 38,2 met pijnlijke percussie/palpatie. Wat is de diagnose? A. Acute diverticulitis B. Symptomatisch aneurysma C. Acute appendicitis | show 🗑
|
||||
Een 53 jarige man heeft sinds een jaar chronische bovenbuikpijn uitstralend naar de rug, welke steeds heviger wordt. Hij is bekend met alcoholabuses. Wat is de diagnose? A. Ulcus ventriculi B. Chronische pancreatitis C. Cholecystolithiasis | show 🗑
|
||||
Welke liesbreuk komt vaker voor bij vrouwen? A. Hernia inguinalis lateralis B. Hernia inguinalis medialis C. Hernia femoralis | show 🗑
|
||||
show | A. In aansluiting op het ontstaan van pijn
🗑
|
||||
Welke stelling over pylorushypertrofie is JUIST? A. Afwijking komt altijd tot uiting op de leeftijd tussen 2 en 3 maanden oud B. Er is sprake van gallig braken C. Komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes D. Er is geen sprake van oesofagitis | show 🗑
|
||||
show | A. Expectatief beleid (bij een symptomatische breuk meestal een breukband)
🗑
|
||||
Wat is de definitie van strangulatie? | show 🗑
|
||||
Wat is de kans op een reciedief postoperatieve littekenbreuk? | show 🗑
|
||||
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van buikpijn in het rechter hypochondrium? A. Cholecystitis B. Diverticulitis C. Pancreatitis D. Gastritis | show 🗑
|
||||
Wat is het juiste onderzoek bij een malrotatie/volvulus? A. CT met contrast B. X-BOZ C. CT-blanco D. Echo | show 🗑
|
||||
Waar komt de laterale rectummusculatuur op uit? A. Musculus piramidalis B. Linea alba C. Linea semilunaris (spigeli) D. Circularis | show 🗑
|
||||
Een patient is gediagnosticeerd met een rectumcarcinoom Dukes C, wat is de 5 jaars overleving? | show 🗑
|
||||
show | A. Longcarcinoom (BCG bevat verzwakt Mycobacerium bavis voor actieven immunisatie tegen TBC, ook kan dit gebruikt worden bij urotheelcelcarcinomen)
🗑
|
||||
Welke vorm van kanker komt het meeste voor bij kinderen? A. Hersen B. Lymfeklier C. Leukemie | show 🗑
|
||||
show | A. Osteosarcoom (vooral bij tumoren in extremiteiten, zoals osteosarcoom, Ewingsarcoom en maligne fibreuze hystiocytoom)
🗑
|
||||
show | C. Dunne naald biopsie (het is theoretisch mogelijk, maar uiterst zeldzaam dat er tumorspill plaatsvindt)
🗑
|
||||
Waarbij kan je geen histologisch onderzoek doen? A. Incisiebiopt B. Excisiebiopt C. Dunne naald biopsie D. Dikke naald biopsie | show 🗑
|
||||
show | C. Schildklier (level 3; midjugulair)
🗑
|
||||
show | B. Inwendige bestraling
🗑
|
||||
show | C. Desquamatie
🗑
|
||||
show | A. PET
🗑
|
||||
Hoeveel kans heeft een man gedurende zijn leven om kanker te ontwikkelen? A. 20% B. 30% C. 40% | show 🗑
|
||||
show | C. Longcarcinoom
🗑
|
||||
Het baarmoederuitstrijkje is een voorbeeld van: A. Excisiebiopt B. Cytologische punctie C. Exfoliatieve cytologie | show 🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
show | B. Incisie biopt
🗑
|
||||
show | C. Ondersteunende behandeling
🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
Hoeveel klierstations zitten er voor de sentinel node? A. 1 B. 2 C. 3 D. 4 | show 🗑
|
||||
show | B. Ewingsarcoom (Ewing: gevoelig voor radio- en chemotherapie, osteosarcoom: gevoelig voor chemo, fibrosarcoom: matig gevoelig voor chemo, chondrosarcoom: ongevoelig voor radio- en chemotherapie)
🗑
|
||||
Welke uitspraak past het MINST bij tumorspill? A. Het kan tot ver in de omgeving optreden B. Het kan optreden in de directe omgeving van de behandeling C. Het ontstaat frequent na een dunne-naald biopsie D. Het kan spontaan optreden | show 🗑
|
||||
show | A. Volume-effect (als omringend weefsel tolerant is, kan er een groter volume op 1 plaats gegeven worden)
🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
Waar zitten hematogene metastasen bij mammacarcinoom het vaakst? A. Hersenen B. Huid C. Longen D. Skelet | show 🗑
|
||||
show | D. Hersenen (metastaseert vooral naar skelet en lever, minder naar longen en hersenen)
🗑
|
||||
show | C. Oudere leeftijd bij geboorte eerste kind
🗑
|
||||
Hoe vaak en bij wie wordt er mammografie gedaan bij het bevolkingsonderzoek? A. 1 x per 2 jaar bij vrouwen >50 B. 1 x per 2 jaar bij vrouwen 50-75 C. 2 x per jaar bij vrouwen >50 D. 2 x per jaar bij vrouwen 50-75 | show 🗑
|
||||
Hoeveel nieuwe patienten met mammacarcinomen worden ieder jaar ongeveer gediagnosticeerd in Nederland? A. 1000 B. 4000 C. 7000 D. 11000 | show 🗑
|
||||
Hoe hoog is het percentage patienten met een mammacarcinoom bij wie erfelijke factoren een rol spelen? A. 5-10% B. 15-20% C. 25-30% D. 35-40% | show 🗑
|
||||
Wat bepaalt de indicatie voor radiotherapie bij de postoperatieve behandeling van het weke delen sarcoom? A. Tumormarge ten opzichte van het circumferentiele snijvlak B. Histologische graad van tumor C. Grootte van tumor D. Lokalisatie van tumor | show 🗑
|
||||
Wat is een blastoom? A. Tumor uitgaande van lymfoide cellen B. Tumor die lijkt op zich ontwikkelend weefsel C. Tumor uitgaande van kiemcellen | show 🗑
|
||||
Waarvan is peau d'orange het gevolg? A. Ulcerend mammacarcinoom B. Ductectasien in een mediaal kwadrant C. Geblokkeerde lymfedrainage D. Eczeem van de tepel | show 🗑
|
||||
show | C. Beide stellingen juist
🗑
|
||||
show | A. Immunohystochemie
🗑
|
||||
Welke maligniteit wordt veroorzaakt door alcohol? A. Maag B. Colon/rectum C. Hoofd-hals | show 🗑
|
||||
show | C. AFP (bij testiscarcinomen: LDH, beta-HCG en AFP)
🗑
|
||||
Een man wordt geopereerd aan een peniscarcinoom, waarbij een klierdissectie wordt uitgevoerd. Wat is dit voor behandeling? A. Watchfull waiting B. Electief C. Neo-adjuvant D. Adjuvant | show 🗑
|
||||
show | A. Rectum (kan rechtstreeks op v. cava inferior draineren, in plaats van via het portale systeem)
🗑
|
||||
show | B. Spiraal CT
🗑
|
||||
Wat is de meest voorkomende locatie van een pancreascarcinoom? A. Kop B. Staart | show 🗑
|
||||
show | C. Selectiebias(length bias: missen van snelgroeiende tumoren, bij lead time bias leven mensen langer met onbehandelbare ziekte)
🗑
|
||||
show | B. Heterogeniteit (meerdere gradaties binnen een tumor, waardoor diversiteit in groeiprocessen maar ook in gevoeligheid voor behandelingen)
🗑
|
||||
Bij hoeveel % van de tumoren wordt de primaire tumor niet gevonden? A. 1-5% B. 10-15% C. 20-25% D. >25% | show 🗑
|
||||
show | B. 5%
🗑
|
||||
show | A. Juist (tumorspill is besmetting van de omgeving met tumorcellen, welke kunnen uitgroeien tot recidieftumoren)
🗑
|
||||
Hoeveel patienten met mammacarcinoom in Nederland is man? A. 1 op 10 patienten B. 1 op 100 patienten C. 1 op 150 patienten D. 1 op 200 patienten | show 🗑
|
||||
Wat is de meest frequente lokalisatie van mammacarcinoom? A. Mediale onderkwadrant B. Laterale onderkwadrant C. Mediale bovenkwadrant D. Laterale bovenkwadrant | show 🗑
|
||||
Kan er bij eczeem van de borst zonder palpabele tumor/lymfeklieren sprake zijn van M. Paget? A. Ja B. Nee | show 🗑
|
||||
show | A. Ja (M. Paget is een adenocarcinoom van de huid, vooral op de tepel)
🗑
|
||||
Bij een vrouw is er een klinische verdenking op mammacarcinoom. Op mammografie zijn er geen aanwijzingen. Is een dunne naald biopsie gerechtvaardigd? A. Ja B. Nee | show 🗑
|
||||
Er vindt tumorspill bij de a. iliaca interna plaats. A. Lokaal recidief B. Lymfogene metastase C. Hematogene metastase | show 🗑
|
||||
show | C. Graad 3 (en graad 4, weinig tot niet gedifferentieerde tumor --> zeer uitgesproken anaplasie)
🗑
|
||||
show | B. pT2N0Mx
🗑
|
||||
show | B. CT contrast
🗑
|
||||
show | B. Palliatief (bij metastasen op afstand, bij lokale metastasen nog curatieve behandeling)
🗑
|
||||
Wat is de meest voorkomende tumorsoort bij mannen? A. Darmkanker B. Longkanker C. Prostaatkanker | show 🗑
|
||||
Waar metastaseerd een coloncarcinoom vaak naar toe? A. Bot B. Long C. Lever D. Dunne darm | show 🗑
|
||||
show | B. Orale anticonceptiva
🗑
|
||||
show | A. Ja (de kans op maligne ontaarding van een poliep neemt toe met: - grootte poliep - mate van dysplasie - aanwezigheid villeuze component
🗑
|
||||
Fielblock anesthesie wordt gedaan bij: A. Maligniteit B. Atheroomcyste C. Abces | show 🗑
|
||||
show | C. Mamma
🗑
|
||||
show | C. Basaalcelcarcinoom
🗑
|
||||
show | A. 10%
🗑
|
||||
show | D. ALL (daarna AML)
🗑
|
||||
show | D. Spontane tepeluitvloed (kan bij veel andere problemen voorkomen)
🗑
|
||||
Welke metastasen komen het minst voor bij mammacarcinoom? A. Pancreas B. Hersen C. Lever | show 🗑
|
||||
show | B. Regionale perfusie met chemo
🗑
|
||||
Hoe werken de evenwichtsorganen (halfcirkelvormige organen)? A. Hoekversnelling B. Stand ten opzichte van zwaartekracht C. Lengteversnelling | show 🗑
|
||||
Waarvan is bij een patient met een cerumenprop in het linker oor sprake? A. Positieve Rinne links B. Negatieve Rinne links C. Lateralisatie van Weber naar recht | show 🗑
|
||||
show | A. Lateraliseert naar rechts
🗑
|
||||
Bij een patient lateraliseert de Weber naar links, Rinne is beiderzijds positief. Er blijkt perceptief gehoorsverlies te zijn, welk oor is "goed"? A. Links B. Rechts | show 🗑
|
||||
Hoeveel procent van de patienten met een Bellse paralyse herstelt zonder restverschijnselen? A. 20% B. 30% C. 70% D. 85% | show 🗑
|
||||
Bij de Bellse paralyse hangt de rechter mondhoek af, maar kan het rechter oog nog gesloten worden. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | A. Linker longtop
🗑
|
||||
show | B. Linker stemband (de linker n. recurrens is langer)
🗑
|
||||
show | B. Onjuist (Reinke's oedeem zorgen voor een diffuus gezwollen beeld, vooral bij rokende vrouwen)
🗑
|
||||
show | B. Onjuist (multifactoriele etiologie)
🗑
|
||||
Waar kruisen de ademweg en het spijsverteringskanaal? A. Nasofarynx B. Oropharynx C. Hypofarynx D. Mesofarynx | show 🗑
|
||||
show | A. Hoge koorts (epiglottitis)
🗑
|
||||
show | D. Laryngitis subglottica
🗑
|
||||
Welke luchtwegobstructie wordt veroorzaakt door H. influeza? A. Laryngitis subglottica B. Epiglottitis C. Laryngobronchitis | show 🗑
|
||||
show | B. Direct insturen
🗑
|
||||
show | D. Zeefbeenholte (sinus ethmoidalis, wiggebeenholte: sinus sphenoidalis, kaakholte: sinus maxillaris, voorhoofdsholte: sinus frontalis)
🗑
|
||||
show | C. 11-20% (?)
🗑
|
||||
Bij een kind lijkt het oog naar buiten te puilen bij een sinusitis, verder geen klachten. Welk orbita stadium? A. I B. II C. III D. IV | show 🗑
|
||||
Een kind van 3 hoort minder goed, Weber is mediaan en Rinne beiderzijds negatief. Wat is de oorzaak? A. Congenitaal oordefect B. Otitis media | show 🗑
|
||||
Een man heeft kloppende pijn achter zijn oog, met pussige uitvloed uit de neus. Wat wordt er als eerst gedaan? A. Rontgenfoto B. Antibiotica C. Kweek | show 🗑
|
||||
show | C. Oxymetazoline (een sympaticomimeticum met voornamelijk alfa-effect)
🗑
|
||||
Iemand komt met braken en rechtszijdig vallen, naar welke kant nystagmus? A. Links B. Rechts C. Beide | show 🗑
|
||||
show | C. Canalolithiasis
🗑
|
||||
Tinnitus komt NIET voor bij BPPD. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | A. Verergert door psychische stress (geen geleidings-, maar wel perceptieverlies)
🗑
|
||||
show | C. Beide (komt wel vaker voor bij Meniere)
🗑
|
||||
show | B. Adenoid
🗑
|
||||
show | A. Juist (door verminderde functie van tuba auditiva)
🗑
|
||||
Hoeveel kinderen tussen 0 en 6 jaar maken een acute otitis media door? A. 40% B. 50% C. 60% D. 70% | show 🗑
|
||||
show | A. Reukvermindering
🗑
|
||||
show | C. 20-30% (symptomen: - rhinorroe - neusverstopping - jeuk aan neus en gehemelte - niezen)
🗑
|
||||
Een patient heeft last van neusverstopping en ernstige oorpijn als gevolg van myringitis bullosa, wat is het beleid? A. Oordruppels met lidocaine B. Blaren doorprikken en orale analgetica C. Spontane regressie | show 🗑
|
||||
show | B. Lokale corticosteroiden en lokale antibiotica (eczeem van vestibulumhuid, soms secundair aan chronische purulente rhinosinusitis met veel secretie)
🗑
|
||||
Kinderen hebben een hogere mortaliteit (morbiditeit) bij een tonsillectomie dan volwassenen. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
show | C. N. Glossopharyngeus
🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
De zenuwen betrokken bij de slikactie zijn: n. trigeminus, n. glossofaryngeus, n. vagus en n. accesorius. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | C. Wordt als klinische diagnose vaak gemist (geeft meer stemklachten bij hoge tonen, ongestoorde mobiliteit en wordt logopedisch behandeld)
🗑
|
||||
show | B. Onjuist (3/2 glandula submandibularis, 3/4 glandula parotidea)
🗑
|
||||
show | B. Perilymfe (labiryntvensterruptuur)
🗑
|
||||
Wat is de volgorde van de gehoorsbeentjes vanaf het trommelvlies? A. Malleus, incus, stapes B. Incus, stapes, malleus C. Stapus, malleus, incus | show 🗑
|
||||
show | B. Habituele dysfunctie
🗑
|
||||
Waar blijft een visgraat NIET vastzitten? A. Epiglottis B. Tongbasis C. Valleculae D. Tonsillen | show 🗑
|
||||
Welke benige structuur zie je door het trommelvlies heen? A. Nijptang B. Hamersteel C. Stijgbeugel D. Aambeeld | show 🗑
|
||||
show | B. Maligne ontaarding (is een premaligne afwijking)
🗑
|
||||
show | A. Incideren en draineren (eventueel herhaaldelijk punctueren)
🗑
|
||||
show | B. n. laryngeus inferior
🗑
|
||||
show | B. Poliep (knobbel uitsluitend bij jonge vrouwen, Reinke's oedeem bij rokende vrouwen van middelbare leeftijd)
🗑
|
||||
show | B. Onjuist
🗑
|
||||
show | D. Betablokkers
🗑
|
||||
show | B. Geleidings
🗑
|
||||
Wat is de behandeling van een ethmoiditis? | show 🗑
|
||||
show | A. Ethmoidalis (orbitale complicaties komen vooral bij kinderen voor)
🗑
|
||||
Door welke zenus worden de chorda tympani geinnerveerd? A. n. vagus B. n. facialis C. n. cohclearis | show 🗑
|
||||
Waar is sprake van bij een brughoektumor met tinnitus? A. Schwannoom van n. vestibularis B. Schwannoom van n. cochlearis | show 🗑
|
||||
Bij welke van de volgende patienten met sinusitis is antibiotica NIET geindiceerd? A. Oude man, 2 dagen ziek met 39,5 en purulente secretie B. Jongen, 5 dagen ziek met 37,5 C. Jongen met ernstige sinusitis volgens huisarts met otitis media | show 🗑
|
||||
De m. tensor tympani wordt geinnerveerd door: A. n. facialis B. n. trigeminus C. n. cochlearis D. n. vestibularis | show 🗑
|
||||
show | A. Binnenste haarcellen geleiden de trillingen, de buitenste filteren en versterken het geluid
🗑
|
||||
Treedt er hyperpolarisatie op bij buiging van de haarcel richting de stria in het orgaan van Corti? A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
Hoge frequenties worden bij de base van het orgaan van Corti waargenomen en lage frequenties aan de apex. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
Hoge tonen kunnen makkelijker lage tonen maskeren dan andersom? A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | A. Geleidingsslechthorendheid
🗑
|
||||
De proef van Rinne zegt NIETS over het perceptieverlies van de patient. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
Hoeveel cupula bevinden zich in het labyrint? A. 1 B. 2 C. 3 D. 4 | show 🗑
|
||||
Waar ontstaat de ziekte van Meniere door? A. Scheurtje in het membraan van Reisner B. Ontsteking binnenoor C. Overproductie van endolymfe D. Infectie van het orgaan van Corti | show 🗑
|
||||
In welke van de drie semicirculares komen canalolithiasis het meest voor? A. Anterior B. Posterior C. Lateralis | show 🗑
|
||||
show | B. N. Laryngeus superior
🗑
|
||||
Het Bell fenomeen houdt in dat het oog lateraalcraniaal wegdraait op het moment dat de patient het oog probeert te sluiten. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | C. Optrekken neusvleugels
🗑
|
||||
Wat is in de normale bevolking de prevalentie van inflammatoire slijmvliespathologie op een MRI-sinussen? A. 5% B. 15% C. 30% D. 45% | show 🗑
|
||||
Waar in de neusholte monden de sinussen uit? A. Concha media B. Meatus media C. Concha inferior D. Meatus inferior | show 🗑
|
||||
show | B. CT
🗑
|
||||
Welk orgaan speelt GEEN rol bij het optreden van complicaties van de bof? A. Pancreas B. Longen C. Testikels D. Meningen | show 🗑
|
||||
In welk stadium van orbitale complicaties is de aandoening niet meer eenzijdig? A. 2 B. 3 C. 4 D. 5 | show 🗑
|
||||
De n. laryngeus verzorgt de innervatie van de m. cricothyroideus. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
Een 42 jarige patient presenteert zich met dyspnoe, stridor, maar een normale stem. Welk n. recurrens letsel? A. Dubbelzijdige mediale stilstand B. Dubbelzijdige laterale stilstand C. Enkelzijdige mediale stilstand D. Enkelzijdige laterale stilstand | show 🗑
|
||||
64 jarige man met enkelzijdige rode zwelling op de vrije rand van de stemplooi, behandeld door een microlaryngoscopische verwijdering. Diagnose? A. Stemplooipoliep B. Reinke's oedeem C. Stemplooiknobbel | show 🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
show | D. Voor-onder
🗑
|
||||
show | B. Ziekte van Meniere
🗑
|
||||
show | C. Intracraniaal abces & Pott's puffy tumor
🗑
|
||||
Het palperen van de schildklier kan men het beste doen wanneer men voor de patient staat. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
Het ontstaan van hydrops bij de ziekte van Meniere wordt deels toegeschreven aan een verminderde afvoer van perilymfe. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | C. Laryngisitis sublottica
🗑
|
||||
show | A. Booggang
🗑
|
||||
show | A. Glandula parotidae
🗑
|
||||
Wat is de oorzaak van een articulatiestoornis na een recent behandelde hazelip? A. Ontwikkelingsstoornis (dyslalie) B. Afwijking van een spraakorgaan (dysglossie) C. Beperking in motorische besturing (dysartrie) | show 🗑
|
||||
show | C. Epiglottitis
🗑
|
||||
show | A. Auriculare tak van n. vagus
🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
Bij een niet-afwijkend spraakaudiogram wordt een 100% foneemscore behaald bij: A. 25 dB B. 45 dB C. 65 dB D. 85 dB | show 🗑
|
||||
show | B. Schwannoom van n. vestibularis
🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
show | B. Onjuist (PBBD is positieafhankelijk, Meniere is structureel)
🗑
|
||||
Een CT-hals bij een patient met een klein larynxcarcinoom toont een 15mm lymfeklier aan ipsilaterale zijde, wat is de diagnostische stap? A. MRI-hals B. Echogeleide punctie C. Biopsie D. PET-scan | show 🗑
|
||||
Welke behandeling heeft de voorkeur bij een T2 larynxcarcinoom zonder halskliermetastasen? A. Radiotherapie B. Chemoradiatie C. Laryngectomie D. Laserevaporisatie | show 🗑
|
||||
Welk larynxcarcinoom wordt in een vroeg stadium ontdekt? A. Subglottisch larynxcarcinoom B. Glottisch larynxcarcinoom C. Supraglottisch larynxcarcinoom | show 🗑
|
||||
show | A. Juist (80%, waarvan 25% maligne is)
🗑
|
||||
Een etiologische factor voor de ontwikkeling van een speekselkliertumor is bestraling speekselklierweefsel. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
Glottische larynxcarcinomen hebben een slechtere prognose dan supraglottische larynxcarcinomen. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | B. Planocellulair carcinoom
🗑
|
||||
Bij welke speekselklier is een tumor vrijwel altijd maligne? A. Parotis B. Submandibulair C. Sublinguaal | show 🗑
|
||||
Wat is de meest voorkomende plaats voor een maligniteit in de mond? A. Sublinguaal B. Submandibulair C. Parotis | show 🗑
|
||||
show | B. Orofarynx (locaties: huid, oog, mondholte, vulva en anus/rectum)
🗑
|
||||
Welk symptoom past bij thyreotoxicose? A. Obstipatie B. Gewichtstoename C. Inertie (traagheid) D. Nervositeit | show 🗑
|
||||
show | C. Glottisch
🗑
|
||||
Een patiente met langdurige klachten van dyspnoe bij lange inspanning, met rood slijmvlies aan de achterzijnde van de tong. Wat is de diagnose? A. Allergische rhinitis B. Gastrofaryngeale reflux C. Larynxcarcinoom D. Excessief stemgebruik | show 🗑
|
||||
show | A. Trommelvliesperforatie met granulatieweefsel (zichtbaar in het achterste kwadrant)
🗑
|
||||
Wat is de de meest voorkomende oorzaak van epistaxis? A. Uitdroging neusslijmvlies door neusspray B. Bij jonge kinderen uit plexus Kiesselbach C. Bij oude mensen uit plexus Kiesselbach | show 🗑
|
||||
Wat moet een KNO-arts doen bij een vrouw met dyspnoe en een globusgevoel? A. Doorsturen naar longarts B. Spirometrie C. Antibioticum D. Flexibele scopie | show 🗑
|
||||
show | A. Parotis
🗑
|
||||
show | B. Hyperfunctioneel stemgebruik
🗑
|
||||
Lawaaidoofheid geeft een dip bij: A. 500 Hz B. 2000 Hz C. 4000 Hz D. 6000 Hz | show 🗑
|
||||
show | B. Neusbijholteontsteking
🗑
|
||||
Welk frequentiegebied wordt door langdurige blootstelling aan lawaai het meeste aangedaan? A. Hoge frequenties B. Lage frequenties | show 🗑
|
||||
show | B. Onjuist
🗑
|
||||
show | A. Vrouwen
🗑
|
||||
show | A. CT
🗑
|
||||
Hoe wordt de lokalisatie van het snurkgebied vastgesteld? A. Endoscopie met flexibele scoop B. Endoscopie met starre scoop | show 🗑
|
||||
Wat is de meest voorkomende lokalisatie van het snurkgebied? A. Tongbasis tegen farynxachterwand B. Tongbasis tegen epiglottis C. Palatum molle en uvula tegen farynxwand | show 🗑
|
||||
Wanneer is er sprake van obstructief slaapapneu syndroom (OSAS)? A. Bij >5 apnoes per uur B. Bij >5 apnoes per uur en >10 desaturaties onder 90% C. Bij >10 apnoes per uur D. Bij >10 apnoes per uur en >5 desaturaties onder 90% | show 🗑
|
||||
Welke groep wordt het vaakst getroffen door een Bellse paralyse? A. Kidneren tussen 4 en 12 jaar B. Mannen tussen 30 en 40 jaar C. Vrouwen tussen 40 en 50 jaar | show 🗑
|
||||
show | B. Submandibularis
🗑
|
||||
show | C. Ductus semicircularis posterior
🗑
|
||||
Bij orbitale complicaties van een ethmoiditis is de zwelling meer uitgesproken ter hoogte van: A. Het bovenooglid B. Het onderooglid | show 🗑
|
||||
Bij welke aandoening worden neuspoliepen op kinderleeftijd gevonden? A. CF B. MS C. Duchenne D. Quervain | show 🗑
|
||||
show | B. Stembandknobbel
🗑
|
||||
show | B. Geleidingsverlies rechts
🗑
|
||||
show | A. Dynamische heupschroef
🗑
|
||||
show | A. Non-union (hypertrofische- of atrofische pseudoartrose, mal-union: deformiteit, delayed-union: duurt langer dan 3 maanden)
🗑
|
||||
show | A. Haematothorax (bij een pneumothorax zou de percussie hypersonoor zijn)
🗑
|
||||
show | D. 20.000 (met name vrouwen en 65+)
🗑
|
||||
Welke percentage overlijdt binnen 1 jaar aan een heupfractuur? A. 15% B. 25% C. 35% D. 50% | show 🗑
|
||||
show | B. Onjuist (adequate opvang regelen volgens ABCDE principe, wie eerst wordt behandeld is triage)
🗑
|
||||
show | C. AB+ (0+ is universele donor)
🗑
|
||||
Waar bevindt zich de meest voorkomende fractuur van de voet? A. Talus B. Calcaneus C. Os naviculare | show 🗑
|
||||
Welke schroef bevindt zich intramedulair? A. Plaat met schroeven B. Kop-halsprothese C. Pen met glijdende heupschroef D. Dynamische heupschroef | show 🗑
|
||||
Welk katabool mechanisme bij een polytraumapatient neemt NIET toe? A. Glucogenese B. Insuline secretie C. ACTH D. Sympatische activiteit | show 🗑
|
||||
show | D. Metatarsale V
🗑
|
||||
show | B. m. soleus
🗑
|
||||
Hoeveel handwortelbeentjes zijn er per hand? A. 6 B. 7 C. 8 D. 9 | show 🗑
|
||||
Hoeveel phalangeale botten bevat elke hand? A. 5 B. 7 C. 14 D. 19 | show 🗑
|
||||
show | A. m. gastrocnemius
🗑
|
||||
show | A. Nauropathische desintegratie van het voetskelet (vooral bij DM patienten)
🗑
|
||||
show | B. Voet (beklemming van de interdigitale plantaire zenuw)
🗑
|
||||
Waar zit de m. peroneus? A. Onderbeen B. Voet C. Arm | show 🗑
|
||||
show | A. Torsie
🗑
|
||||
show | C. Achterste laterale enkelband
🗑
|
||||
Moet er volgens de Ottowa Ankle rules een foto gemaakt worden als er GEEN drukpijn op de mediale malleolus is? A. Ja B. Nee | show 🗑
|
||||
Bij een contusie is er net zoals bij een rotatie sprake van een indirect trauma. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
Contusie is in tegenstelling tot een distorsie een gevolg van direct inwerkend geweld. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | B. Talofibulare anterior (bij inversie/endorotatie letsel, soms ook calcaneofibulare)
🗑
|
||||
show | B. Lichamelijk onderzoek
🗑
|
||||
show | B. Distale radius fractuur
🗑
|
||||
show | A. 4-loge fasciotomie
🗑
|
||||
show | A. Wervel
🗑
|
||||
show | B. Tussen thyroid en cricoid (membrana cricothyroidea)
🗑
|
||||
show | A. Gluconeogenese
🗑
|
||||
show | C. Cardiogeen en obstructief
🗑
|
||||
show | A. Neurogeen en septisch (vasodilatatie)
🗑
|
||||
Welke shock heeft verlaagde CVD, verlaagde perifere weerstand, verlaagde cardiac output en verlaagde pulmonale wiggedruk? A. Septische shock B. Mentale shock C. Cardiogene shock D. Hypovolemische shock | show 🗑
|
||||
show | C. Tetanus (spasticiteit van rugspieren, is een slecht teken)
🗑
|
||||
show | A. Vit A (vit D: rickets disease, vit C: scheurbuik, vit K: bloedingen)
🗑
|
||||
show | C. Bronchus oedeem
🗑
|
||||
Van welke aandoening is sprake bij een normale FEV1, afgenomen TLC en normale expiratoire flow? A. Obstructief B. Restrictief | show 🗑
|
||||
show | A. Een hoge luchtweg aandoening (glottisch of daarboven)
🗑
|
||||
show | Thoraxdrain (drainage empyeemholte)
🗑
|
||||
show | A. CT-angio (D-dimeer kan de diagnose niet bevestigen, wel waarschijnlijker maken. Een normale CT werkt niet, moet angio zijn)
🗑
|
||||
Wat past bij longoedeem? A. Hypertensie B. Basale crepitaties | show 🗑
|
||||
Bij een 72 jarige man met pleurale effussie is het aspiraat helder met een eiwitgehalte van 2,4 g/dL. Wat is de oorzaak? A. Infectie B. Pancreatitis C. Maligniteit D. Hartfalen | show 🗑
|
||||
show | B. Op de rechter zij (zwaartekracht)
🗑
|
||||
Een patient heeft klachten die passen bij een longembolie, welke uitslag past daar niet bij? A. Een normale X-thorax B. Een normale hoeveelheid D-dimeer C. Een normale ECG | show 🗑
|
||||
Waar kan een thoraxdrain voor de behandeling van een spontane pneumothorax het beste worden ingebracht? A. In de contralaterale thoraxhelft B. Vlakbij het diafragma C. Langs de onderrand van een rib D. Vlakbij de longtop | show 🗑
|
||||
show | B. Pectus excavatum
🗑
|
||||
show | A. Mate van longhypoplasie (hoge mortaliteit bij slechte ontwikkeling van de longen)
🗑
|
||||
show | C. Longcontusie (crepitaties en oorzaak vaak beknellend letsel)
🗑
|
||||
Wat is de beste behandeling van atelectase? A. Fysiotherapie liggend op de gezonde zijde B. Drain | show 🗑
|
||||
Een acuut benauwde patient heeft pleurawrijven bij aucultatie. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? A. Pneumothorax B. Pneumonie C. Corpus alienum D. Longembolie | show 🗑
|
||||
show | B. Onjuist
🗑
|
||||
show | A. te hoog
🗑
|
||||
show | B. Nee
🗑
|
||||
Een patient is vastgebonden aan het bed tegen uit bed vallen. Het materiaal is gebroken waardoor patient is gevallen en de heup heeft gebroken. Mag het ziekenhuis tuchtrechtelijk aangeklaagd worden voor onzorgvuldig materiaal beleid? A. Ja B. Nee | show 🗑
|
||||
Wat vind je bij lichamelijk onderzoek bij een geperforeerd ulcus pepticum? A. Leverdemping is opgeheven B. Defense musculair C. Vagale prikkelijk | show 🗑
|
||||
show | B. Pancreaskopcarcinoom
🗑
|
||||
Het rechter labyrint valt uit, naar welke kant is de nystagmus? A. Links B. Rechts C. Zowel naar links als rechts | show 🗑
|
||||
show | D. m. Rectus abdominis
🗑
|
||||
show | A. Wang
🗑
|
||||
Wat is een prolaps? A. Uitzakking door natuurlijke lichaamsopening of wond B. Uitpuilen van een tussenwervelschijf C. Liesbreuk | show 🗑
|
||||
Wanneer hoor je geen darmgeluiden? A. Mechanische ileus B. Paralytische ileus | show 🗑
|
||||
Welke antibiotica is eerste keus bij een ongecompliceerde UWI? A. Trimetoprim B. Cefotaxim C. Gentamycine | show 🗑
|
||||
show | A. Open pneumothorax
🗑
|
||||
Wat is kenmerkend voor een spanningspneumothorax? Hypotensie + A. Gestuwde halsvenen + verminderd ademgeruis ipsilaterale zijde B. Gecollabeerde halsvenen + verminderd ademgeruis ipsilaterale zijde | show 🗑
|
||||
show | C. Littekenbreuk
🗑
|
||||
show | B. Stafylokokken (kan ook enterokokken)
🗑
|
||||
Wat is de recidiefkans bij gebruik van approximerende hechtingen na een littekenbreuk? A. 5-10% B. 10-20% C. 30-50% D. 50-70% | show 🗑
|
||||
Het tuchtcollege geeft een waarschuwing aan een hulpverlener, dit heeft echter geen juridische consequenties. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
Wat is het percentage post-operatieve mortaliteit na een collumfractuur bij 55+? A. 10% B. 20% C. 30% D. 40% | show 🗑
|
||||
show | B. 10-20%
🗑
|
||||
show | B. Onjuist (dit is pas bij peritonitis)
🗑
|
||||
Wat is een bijwerking van brachytherapie? A. Demyelinisatie B. Xerostomie C. Teleangiectasien | show 🗑
|
||||
Wat voor shock heeft een patient met warme handen en voeten? A. Neurogeen B. Septisch | show 🗑
|
||||
show | A. Leriche
🗑
|
||||
show | B. Laxantia
🗑
|
||||
Er komt een kind met koorts, kwijlen en in de huffing position. Wat is de diagnose? A. Epiglottitis B. Laryngitis subglottica C. Laryngotracheobronchitits D. Aspiratie corpus alienum | show 🗑
|
||||
show | A. Ja
🗑
|
||||
Vrouw met 3 dagen buikpijn, 1 keer diarree, geen bloed- of slijmbijmenging, geen koorts, geen braken. Wat is er op de foto aan de hand? A. Meckels divertikel B. Normale ileocoecale overgang C. Appendicitis | show 🗑
|
||||
Bij hoeveel % van de patienten met volvulus welke endoscopisch gedesouffleerd is krijgen een recidief? A. <25% B. 25-50% C. >50% | show 🗑
|
||||
Bij een geperforeerd ulcus pepticum is sprake van? A. Wisselende pijn B. Acute pijn C. Langzaam ontstane pijn | show 🗑
|
||||
Hoelang mag Otrivin gebruikt worden? A. 7 dagen B. 7-14 dagen C. 14-21 dagen | show 🗑
|
||||
show | C. Expectatief
🗑
|
||||
Wat zijn de symptomen op KNO gebied bij de ziekte van Lyme? A. N. facialisparese + vertiligo B. N. facialisparese + lymfomen C. Problemen met praten en slikken D. Tinnitus | show 🗑
|
||||
Patienten met allerlei sensibele stoornissen en gehoorsstoornis hebben meest waarschijnlijk: A. Herpes B. Syndroom van Ramsay Hunt | show 🗑
|
||||
show | D. 70%
🗑
|
||||
Waarbij wordt immunotherapie gebruikt? A. Mammacarcinoom B. Darmcarcinoom C. Longtumor | show 🗑
|
||||
Waardoor ontstaat n. facialis parese meestal? A. Trauma/chirurgie B. Infectie C. Otitis media | show 🗑
|
||||
In welk deel van de darm zitten geen villi? A. Duodenum B. Jejunum C. Colon D. Ileum | show 🗑
|
||||
show | B. Onjuist (zijn eukoaryoot, want bevatten een celkern)
🗑
|
||||
show | A. Serosa
🗑
|
||||
show | B. Addison
🗑
|
||||
Een 16 jarige jongen heeft onderbuikspijn. Wat mag niet gemist worden? A. Torsio testis B. Appendicitis | show 🗑
|
||||
show | A. Corticosteroiden gebruik (als externe factor, intern meestal door een hyofyse(micro)adenoom)
🗑
|
||||
Waardoor ontstaan rubor en calor? A. Excudatie B. Proliferatie C. Hyperemie | show 🗑
|
||||
Wat is een hoogrisico prikaccident? A. Verwonding met naald gebruikt voor een vingerprik B. Spatten bloed op een schaafwond C. Verwonding door intramusculair gebruikte naald zonder zichtbaar bloed | show 🗑
|
||||
Waar zit een zweepslag? A. M. Semitendineus B. M. Gastrocnemius C. M. Semimembraneus | show 🗑
|
||||
show | B. Onjuist (beide kunnen dit niet)
🗑
|
||||
Hongeroedeem (Kwashiorkor) komt door een tekort aan: A. Eiwitten B. Koolhydraten C. Vitamine C | show 🗑
|
||||
show | A. Kraakbenig collum - plexiform - lamellair
🗑
|
||||
Waardoor wordt hyperaldosteronisme veroorzaakt? A. Hypothalamusadenoom B. Hypofyseadenoom C. Bijnieradenoom | show 🗑
|
||||
show | B. Maag
🗑
|
||||
Wat is de functie van het omentum majus? A. Darmwerking B. Sappen vormen C. Voedingsstoffen naar GI D. Tegengaan verspreiding infectie | show 🗑
|
||||
Welke bacterie is gramnegatief? A. Bacillus B. Listeria C. Streptokok D. Shigella | show 🗑
|
||||
Wat is een voorkeursplek bij decubitus? A. Buik B. Hiel C. Tenen D. Knieholten | show 🗑
|
||||
Wat voor weefsel is de binnenste laag van de oesofagus? | show 🗑
|
||||
show | Breuk in het proximale deel van de ulna met een radiuskop dislocatie
🗑
|
||||
Wat is een parasiet? A. Eencellig B. Meercellig C. Beide | show 🗑
|
||||
Wat is een Greenstick fractuur? | show 🗑
|
||||
show | B. 10%
🗑
|
||||
Welke test heeft de hoogste sensitiviteits en specificiteit bij een appendicitis acuta? A. CT B. Echo C. X-BOZ | show 🗑
|
||||
show | B. 0.9-1.3 (na 15-30 min liggen)
🗑
|
||||
show | B. Porseleingalblaas
🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
show | Voorbijgaande blindheid door een tijdelijk verminderde bloedtoevoer
🗑
|
||||
Wat is de kans op besmetting bij een percutaan prikaccident bij een patient met HIV? A. 30% B. 10% C. 3% D. 0,3% | show 🗑
|
||||
show | B. Liesbreuk (diafeen: translucent, dat zou dus een hydrokele zijn)
🗑
|
||||
show | B. Onjuist (appendicitis acute wordt ALTIJD geopereerd)
🗑
|
||||
Man heeft een TIA gehad met krachtsverlies rechts en spraakproblemen. Aan welke a. Carotis vindt behandeling plaats? A. Dextra B. Sinistra C. Beide | show 🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
Wat veroorzaakt gasgangreen? A. S. Aureus B. Clostridium C. Pseudomonas | show 🗑
|
||||
Waar is sprake van bij een inversie trauma van de enkel? A. Pronatie B. Supinatie | show 🗑
|
||||
Een man met het syndroom van Cushing heeft huidverkleuring en een volle maan gezicht. Wat is de oorzaak? A. Prednison B. Hypofyseadenoom C. Bijniertumor | show 🗑
|
||||
Bestraling kan wel bij een rectumcarcinoom, maar niet bij coloncarcinoom. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
Wat is het minst voorkomende symptoom bij galstenen? A. Braken B. Misselijkheid C. Vetzucht D. Zuurbranden | show 🗑
|
||||
Waar mondt de ductus nasolacrimalis (traanbuis) in uit? A. Concha nasalis superior B. Concha nasalis inferior | show 🗑
|
||||
Het lig. teres hepatis is een overblijfsel uit de navelstreng. Waarvan? A. V. umbilicalis B. A. umbilicalis C. Ductus umbilicalis | show 🗑
|
||||
show | A. Hoger
🗑
|
||||
Bij verdenking van een DVT wordt bij echo een comprimeerbare vene, maar een oncomprimeerbare arterie gevonden. Is DVT nu bevestigd? A. Ja B. Nee | show 🗑
|
||||
show | B. Onjuist
🗑
|
||||
show | A. Nasofarynx
🗑
|
||||
Wat gebeurt er met de druk in het binnenoor bij afsluiting van de buis van Eustachius? A. Hoger B. Lager | show 🗑
|
||||
show | A. Wit - blauw - rood
🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
Het CRP van een patient is na 48 uur <5. Is appendicitis nog waarschijnlijk? A. Ja B. Nee | show 🗑
|
||||
show | B. Epigastrische vaten
🗑
|
||||
show | C. Hemolyse
🗑
|
||||
show | B. Onjuist
🗑
|
||||
Aan welke zijde van de anus komen fissuren het vaakst voor? A. Posterior B. Anterior C. Lateraal | show 🗑
|
||||
show | D. IV
🗑
|
||||
Wat past niet bij de triade van Virchow bij DVT? A. Stase B. Hypercoagulatie C. Hypertensie D. Epitheelschade | show 🗑
|
||||
show | B. Adenoom
🗑
|
||||
show | A. Geen pulsaties
🗑
|
||||
show | A. Habituele dysfonie
🗑
|
||||
Welk orgaan ligt NIET retroperitoneaal? A. Jejunum B. Colon C. Duodenum | show 🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
show | B. De meeste kans op overleving eerst
🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
show | A. Pancreas
🗑
|
||||
show | B. Nee (bij laparoscopie wordt de appendix niet altijd weggehaald bij een duidelijke oorzaak van de klachten)
🗑
|
||||
Wat is de cochlea? A. Middenoor B. Evenwichtsorgaan C. Binnenoor | show 🗑
|
||||
show | C. 3
🗑
|
||||
Wat is de functie van de utriculus? A. Hoekversnelling B. Horizontale verplaatsing C. Verticale verplaatsing | show 🗑
|
||||
show | Een breuk van de radius met een distale radiulnaire dislocatie
🗑
|
||||
Waar komt de stapes tegenaan? A. Ronde venster B. Ovale venster | show 🗑
|
||||
show | B. Onderbuik OK
🗑
|
||||
show | B. Respiratoir syncitieel virus (RS)
🗑
|
||||
Wat is het eerste symptoom van een carcinoom in het colon ascendens? A. Obstipatie B. Helderrood bloedverlies C. Anemie | show 🗑
|
||||
Het middenoor is normaal gesproken gevuld met: A. Liquor B. Lucht C. Endolymfe D. Water | show 🗑
|
||||
show | B. Bandligatie
🗑
|
||||
show | B. Colon transversum
🗑
|
||||
show | D. B12
🗑
|
||||
show | A. Rhinosinusitis
🗑
|
||||
Welk percentage lichaamsoppervlak is verbrand bij een arm en de ventrale zijde van de romp? A. 18 B. 36 C. 27 | show 🗑
|
||||
Wat wordt als late complicatie van chemotherapie gezien? A. Alopecia (haarverlies) B. Orale ulcera C. Misselijkheid D. Myocardie | show 🗑
|
||||
show | C. Beter herstel tussenliggende weefsels
🗑
|
||||
Waar komen de ulcera van de maag door H. Pylori het vaakst voor? A. Fundus B. Antrum C. Cardia D. Corpus | show 🗑
|
||||
show | A. Vit B12
🗑
|
||||
Antibiotica bij brandwonden wordt vooral gegeven tegen E. Coli en P. Aeruginosa. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
show | C. Bleek gezwollen
🗑
|
||||
Waar mondt de papil van Vater in uit? A. Duodenum ascendens B. Duodenum descendens C. Duodenum transversum | show 🗑
|
||||
show | C. 10%
🗑
|
||||
show | A. Ja
🗑
|
||||
show | C. Hoger
🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
Reukvermindering is een van de eerste symptomen bij neuspoliepen. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | A. Mediaal
🗑
|
||||
De functie van de m. biceps femoris is anteflexie van de heup? A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | B. Zeurende pijn
🗑
|
||||
show | B. Onjuist (geen hechtingen)
🗑
|
||||
Bij een kleincellig longcarcinoom is een operatieve behandeling mogelijk. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
Wat is de piekleeftijd voor pylorushypertrofie diagnose? A. 2 weken - 3 maanden B. > 1 jaar C. 1-3 jaar | show 🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
show | B. Duplex
🗑
|
||||
Wat is de beste behandeling bij MSSA? A. Vancomycine B. Flucloxacilline C. Fenoxymethylpenicilline | show 🗑
|
||||
show | A. Vancomycine
🗑
|
||||
Er is een verdenking op mammacarcinoom, waarbij 2 bultjes voelbaar zijn. Patiënte is op dit moment ongesteld. Wat nu? A. Doorverwijzen mammapoli B. Na menstruatie terug laten komen | show 🗑
|
||||
show | A. Juist
🗑
|
||||
De m. obliquus internus bevindt zich in het lieskanaal. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
Een hypothyreoidie kan leiden tot hypotensie. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | A. Breuk in tibia en fibula
🗑
|
||||
Vrouw met 's nachts koliekpijnen en icterus. Waar denk je aan? A. Galblaasstenen B. Galwegstenen C. Pancreastumor | show 🗑
|
||||
show | A. Annulair
🗑
|
||||
Breslowdikte geeft de grootte van melanomen weer. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | C. Neusspray en paracetamol, tenzij complicaties optreden
🗑
|
||||
show | A. Verkalking
🗑
|
||||
Haarresten worden het vaakst gevonden in de sinus pilonidalis. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
show | C. 4
🗑
|
||||
show | A. 10 jaar
🗑
|
||||
show | C. Microbewegingen
🗑
|
||||
Welk soort tumor is het meest waarschijnlijk bij een supraclaviculaire lymfeklier rechts? A. Prostaat, testis, ovaria (bij vrouw) B. Nier C. Long, mediastinum D. Pancreas, maag, galblaas | show 🗑
|
||||
Wat is de maximale EMV score bij trauma? A. 10 B. 15 C. 20 | show 🗑
|
||||
Welke fractuur van het scapula wordt primair chirurgisch behandeld? A. Glenoid B. Scapula rand C. Scapula blad D. Mid-scapulaire breuk | show 🗑
|
||||
Hoeveel kans geeft een mutatie in het BRCA-1 gen op maligne ontaarding? A. <50% B. >50% | show 🗑
|
||||
show | C. Shouldice (geen kunststof)
🗑
|
||||
show | C. Hernia cicatricalis
🗑
|
||||
show | A. Conservatief (bij een gedisloceerde fractuur wordt dit open gereponeerd en intern met draden/plaat vastgezet)
🗑
|
||||
show | A. Plaveisel
🗑
|
||||
Waar is de a. dorsalis pedis een verlenging van? A. a. tibialis anterior B. a. tibialis posterior C. a. fibularis | show 🗑
|
||||
Het optillen van de onderarm gebeurt door: A. m. biceps B. m. biceps en m. brachialis C. m. biceps, m. brachialis en m. brachioradialis | show 🗑
|
||||
Wat is de E/A index bij iemand met claudicatio intermittens? A. 0,4 B. 0,7 C. 1,0 D. 1,2 | show 🗑
|
||||
show | B. Mediale ulcus, EAI < 0,9
🗑
|
||||
Wat is het foramen epiploicum? A. Overgang endolymfe-perilymfe B. Verbinding bursa omentalis met peritoneumholte C. Verbinding choledochus en pancreas | show 🗑
|
||||
Wat is een ontsteking met pusvorming in een niet gepreformeerde holte? A. Empyeem B. Abces C. Infiltraat D. Cyste | show 🗑
|
||||
Wat pas bij een duodenum perforatie? A. Acuut ontstane pijn B. Geleidelijk ontstaan C. Wisselend in ontstaan | show 🗑
|
||||
Wat is meestal niet congenitaal? A. Hernia umbilicalis B. Hernia diafragmatica C. Niet gesloten tunica vaginalis D. Hernia cicatricalis | show 🗑
|
||||
show | A. Gastroscopie en CT
🗑
|
||||
show | B. Zonnebrandolie
🗑
|
||||
show | B. Bij slikken/geeuwen
🗑
|
||||
Waar bevindt zich de ring van Waldeyer? | show 🗑
|
||||
Welke kleur heeft de gramkleuring bij grampositieven? A. Blauwpaars B. Rood | show 🗑
|
||||
Naar hoeveel tonsillectomien is het de laatste jaren gedaald? | show 🗑
|
||||
show | B. m. obliquus interna
🗑
|
||||
show | B. Purulente peritonitis
🗑
|
||||
Een coloscopie is gecontra-indiceerd bij een acute diverticulitis. A. Juist B. Onjuist | show 🗑
|
||||
Wat moet je doen bij spatten besmet bloed in iemands oog? A. Oog 10 min spoelen B. Oog, neus en mond 10 min spoelen C. Naar de spoed | show 🗑
|
||||
show | B. Onjuist (>4-6 weken)
🗑
|
Review the information in the table. When you are ready to quiz yourself you can hide individual columns or the entire table. Then you can click on the empty cells to reveal the answer. Try to recall what will be displayed before clicking the empty cell.
To hide a column, click on the column name.
To hide the entire table, click on the "Hide All" button.
You may also shuffle the rows of the table by clicking on the "Shuffle" button.
Or sort by any of the columns using the down arrow next to any column heading.
If you know all the data on any row, you can temporarily remove it by tapping the trash can to the right of the row.
To hide a column, click on the column name.
To hide the entire table, click on the "Hide All" button.
You may also shuffle the rows of the table by clicking on the "Shuffle" button.
Or sort by any of the columns using the down arrow next to any column heading.
If you know all the data on any row, you can temporarily remove it by tapping the trash can to the right of the row.
Embed Code - If you would like this activity on your web page, copy the script below and paste it into your web page.
Normal Size Small Size show me how
Normal Size Small Size show me how
Created by:
dip
Popular Medical sets