Help

Options

focusNode

Didn't know it?
click below

Knew it?
click below

Don't Know

Remaining cards (0)

Know

retry

shuffle

restart

0:00

Embed Code - If you would like this activity on your web page, copy the script below and paste it into your web page.

Normal Size Small Size show me how

Chap 19 - Ruimte

Tematische woordenschat

Woorden	Vertalingen
De mens	L’humain
De natuur	La nature
In de natuur	Dans la nature
Het ding = Het object = Het voorwerp	L’objet, la chose
De zaak	L’objet, la chose
Het spul	La substance
Spullen	Les affaires, les choses
De zon	Le soleil
De maan	La lune
De ster	L’étoile
Opgaan (ging op, is opgegaan). = Opkomen (kwam op, is opgekomen).	Se lever
Ondergaan (ging onder, is ondergegaan)	Se coucher
De wereld	Le monde
De lucht	L’air
Helder	Clair, dégagé
Schijnen (scheen, h. geschenen)	Briller
De hemel	Le ciel
De ruimte = Het heelal = De kosmos = Het universum	Le cosmos
De planeet	La planète
Het licht = De lamp (lichten)	La lumière
Licht	Clair
Licht worden/ het wordt licht	Devenir clair
De glans	L’éclat
Glanzen (glansde, h. geglansd)	Briller, reluire
Glimmen (glom, h. geglommen) = Blinken (blonk, h. geblonken)	étinceller
De schaduw	L’ombre
Donker	Sombre
Donker worden/ het wordt donker	S’assombrir
Het donker = De duisternis = Het duister	L’ombre
Het land	Le terre (parcelle)
De grond	Le sol
De aarde	La terre
Het continent = Het werelddeel	Le continent
Het oppervlak	La surface (le dessus)
De oppervlakte	La surface (superficie)
Het water	L’eau
De rivier = De stroom	La rivière
Lopen (liep, h. gelopen)	Couler vers
Diep	Profond
Ondiep	Pas profond
Het peil	Le niveau
De plas	Le lac
De vijver	L’étang
Het meer	Le lac
De beek	Le ruisseau
Het kanaal	Le canal
De gracht	La douve (un petit canal)
De sloot	La tranchée
Stromen (stroomde, h/is gestroomd)	Couler
De stroming	Le courant
De bron	La source
De oever	La rive
De wal	Le rivage
Aan wal	A la rive
De berg	La montagne
De top	Le sommet
De heuvel	La colline
Het dal	La vallée
Vlak = Plat	Plat
De vlakte	La plaine
Steil	Raide
De steen	La pierre
Het zand	Le sable
De modder = Het slijk	La boue
De rots	Le rocher
De woestijn	Le désert
De zee	La mer
De Middellandse zee	La Méditerranée
De Noordzee	La mer du Nord
De golf	La vague
Het eiland	L’île
Het vasteland = Het continent	Le continent
De oceaan	L’océan
De kust	La côte
Aan de kust	À la côte
Het strand	La plage
Op het strand	Sur la plage
De duin	La dune
De polder	Le polder
De kuil	Le trou, le fossé
Kaal	Aride, inhospitalier
Het landschap	Le paysage
De horizon	L’horizon
De catastrofe = De ramp	La catastrophe
De aardbeving	Le tremblement de terre
De scheur	La fissure
De vulkaan	Le volcan

Created by: gfm33

Popular Dutch sets

Dutch #21 Adj 3

bostda_Dutch huge wordlist

perfectum and imperfectum

posterwoorden 1 klas 1 GKH

Expressions essentielles - politesse

"Know" box contains:
Time elapsed:
Retries: