Save
Busy. Please wait.
Log in with Clever
or

show password
Forgot Password?

Don't have an account?  Sign up 
Sign up using Clever
or

Username is available taken
show password


Make sure to remember your password. If you forget it there is no way for StudyStack to send you a reset link. You would need to create a new account.
Your email address is only used to allow you to reset your password. See our Privacy Policy and Terms of Service.


Already a StudyStack user? Log In

Reset Password
Enter the associated with your account, and we'll email you a link to reset your password.
focusNode
Didn't know it?
click below
 
Knew it?
click below
Don't Know
Remaining cards (0)
Know
0:00
Embed Code - If you would like this activity on your web page, copy the script below and paste it into your web page.

  Normal Size     Small Size show me how

Voorzetsels 13

Werkwoorden/uitdrukkingen met vast voorzetsel

VraagAntwoord
Hij drong zich op een hinderlijke manier … mij op. (zich) opdringen aan
De meisjes gingen helemaal op … hun computerspel. opgaan in
Die redenering gaat niet op … werkende mensen. opgaan voor
Hij gaf zich op … legerdienst. (zich) opgeven voor
Ik ben niet opgewassen … de enorme werkdruk. opgewassen zijn tegen
Wanneer houdt het nu eindelijk op … regenen? ophouden met
Mijn dochter kijkt op … het examen van morgen. opkijken tegen (geen zin)
Daar kijk ik … op ! opkijken van (verbaasd)
We moeten opkomen … het milieu. opkomen voor
We moeten opkomen … milieuvervuiling. opkomen tegen
… haar manier van praten maakte ik op dat ze nerveus was. opmaken uit (concluderen)
Pas op … de hond! oppassen voor
Hij zat geweldig op te scheppen … zijn acteertalent. opscheppen over (pochen op)
Kan jij goed opschieten … je buren? opschieten met
De politie trad streng op … de demonstranten. optreden tegen
Het resultaat weegt niet op … de extra inspanning. opwegen tegen
Wind je toch niet zo op … die hondenpoep op straat! (zich) opwinden over
Sommigen zetten graag mensen … elkaar op. opzetten tegen
Ik zie er… op dat ik naar de tandars moet. opzien tegen
De hei gaat hier geleidelijk over … een moeras. overgaan in
De boerderij ging over … zijn zoon toen hij overleed. overgaan op
Hij is overgegaan … het Christendom. overgaan tot
Na een goed examen kan je overgaan naar het volgende niveau. overgaan naar
Mijn oma is overleden … een beroerte. overlijden aan
Hij probeerde me te overtuigen … het belang van de opleiding. overtuigen van
Created by: dirk.bouckaert
Popular Dutch sets

 

 



Voices

Use these flashcards to help memorize information. Look at the large card and try to recall what is on the other side. Then click the card to flip it. If you knew the answer, click the green Know box. Otherwise, click the red Don't know box.

When you've placed seven or more cards in the Don't know box, click "retry" to try those cards again.

If you've accidentally put the card in the wrong box, just click on the card to take it out of the box.

You can also use your keyboard to move the cards as follows:

If you are logged in to your account, this website will remember which cards you know and don't know so that they are in the same box the next time you log in.

When you need a break, try one of the other activities listed below the flashcards like Matching, Snowman, or Hungry Bug. Although it may feel like you're playing a game, your brain is still making more connections with the information to help you out.

To see how well you know the information, try the Quiz or Test activity.

Pass complete!
"Know" box contains:
Time elapsed:
Retries:
restart all cards