Hors de, en dehors de, à l'extérieur de

Help

Options

focusNode

Didn't know it?
click below

Knew it?
click below

Don't Know

Remaining cards (0)

Know

retry

shuffle

restart

0:00

Embed Code - If you would like this activity on your web page, copy the script below and paste it into your web page.

Normal Size Small Size show me how

1.2 WIC Ruimte

Term	Definition
Waar	Où
Waar vandaan	D'où
Hier	Ici
Daar	Là, là-bas
Hier en daar	Par-ci par-là
In	Dans
In het begin	Au début
Op	Sur
Op vakantie	En vacances
Op + dag	Le (jour)
Onder	Sous, parmi
Over	Au dessus de
Kwart over zes	6h15
Spreken over	Parler de
Naar	À
Alles gaat naar wens	Tout se passe bien
De meter	Le mètre
De centimeter	Le centimètre
De kilometer	Le kilomètre
De liter	Le litre
De gram	Le gramme
De/het kilo	Le kilo
Overal	Partout
Ergens	Quelque part
Nergens	Nulle part
Links	À gauche ; de gauche
Linkshandig	Gaucher
Rechts	À droite ; de droite
Rechtshandig	Droitier
Uit (prep)	De (provenance)
Achter (prep)	Derrière
Achter elkaar	De suite
Voor (prep/adv)	Pour ; devant ; avant
Beneden (prep)	En bas
Boven (prep)	Au-dessus
Binnen (prép)	À l'intérieur de
Binnen zonder kloppen	Entrez sans frapper
Buiten (prep)	Hors de, en dehors de, à l'extérieur de
Buiten dienst	Hors service
Ergens heen gaan	Aller quelque part
Waarheen	Où
Heen en weer lopen	Faire les cent pas
Heen en terug	Aller et retour
Terug	De retour
Terughebben	Récupérer
De trap afgaan	Descendre
Van nu af aan	A partir de maintenant
Vanaf	Depuis
Langs	Le long de
Door	Par, à travers
De hele dag door	Toute la journée
Naast	À côté de, en plus de
Bij	Sur (sur moi) ; avec ; près de
Voorbij	Passé
Voorbij laten gaan	Laisser passer
Voorbij gaan	Passer
Tot ziens	Au revoir
Tot (prep)	Jusqu'au, jusqu'à
Tegen	Contre
Tegenover	En face de, à l'égard de
Daartegenover	Par contre
Tussen	Entre
Rond	Aux environs de, autour de
Omhoog	En l'air
Omhoog gaan	Monter
Meekomen	Venir avec
Meebrengen	Apporter
Meekunnen	Servir
Met de wind mee	Avec le vent en poupe
Per	Par
Ver, verder, verst	Loin
Verder	Plus loin ; pour le reste
Verder nog iets	Autre chose
Weg	Parti
Weg moeten	Devoir partir
Weg met	À bas
Het Noorden	Le nord
Het Zuiden	Le sud
Het Oosten	L'est, l'Orient
Het Westen	L'ouest, l'Occident
De plaats	La place
Plaats nemen	Prendre place
In plaats van	À la place de
Het centrum	Le centre
Het midden	Le milieu
Midden in de nacht	Au milieu de la nuit
De kant	Le côté, la face
Aan de ene kant	d'une part
aan de andere kant	d'autre part
De buurt	Le quartier ; la proximité
De richting	La direction ; la tendance
Liggen, lag, gelegen	Être au lit ; se trouver
Voor de hand liggen	Être évident
Leggen, legde, gelegd	Mettre ; pondre
De nadruk leggen op iets	Souligner quelque chose
Zitten, zat, gezeten	Être (assis)
Zetten, zette, gezet	Mettre
Zachter zetten	Baisser le son
Hangen, hing, gehangen	Être accroché ; pendre
Staan, stond, gestaan	Se trouver ; rester debout
Blijven, bleef, gebleven	Rester
Vertrekken, vertrok, vertrokken	Partir
Aankomen, kwam aan, aangekomen	Arriver
Het komt erop aan	Il s'agit de
Gaan, ging, gegaan	Aller
Gaan over	Parler de
Weggaan, ging weg, weggegaan	S'en aller ; partir
Uitgaan, ging uit, uitgegaan	Sortir ; émaner ; s'éteindre
Stoppen ; stopte ; gestopt	Arrêter
Stappen, stapte, gestapt	Marcher ; monter (in) ; descendre (van)
Wandelen, wandelde, gewandeld	Se promener
Lopen, liep, gelopen	Courir
Uit de hand lopen	Dégénérer
Iemand tegen het lijf lopen	Tomber sur quelqu'un
Komen, kwam, gekomen	Venir
Hoe komt het dat	Commemt cela se fait-il que?
Draaien, draaide, gedraaid	Tourner
Dragen, droeg, gedragen	Porter
Brengen, bracht, gebracht	Apporter ; conduire
Een bezoek brengen	Rendre visite
Op de hoogte brengen	Mettre au courant
In orde brengen	Arranger
Halen, haalde, gehaald	Prendre ; aller chercher
Springen, sprong, gesprongen	Sauter
Vallen, viel, gevallen	Tomber
Bewegen, bewoog, bewogen	Bouger, pousser
Groot, groter, grootst	Grand
Groot ogen opzetten	Ouvrir de grands yeux
Grote mensen	Les adultes
Groot gelijk hebben	Avoir tout à fait raison
Klein, kleiner, kleinst	Petit
Lang, langer, langst	Long ; longtemps
Zes meter lang zijn	Avoir six mètres de long
Kort, korter, kortst	Court
Kort daarna	Peu après
In het kort	Brièvement
Hoog, hoger, hoogst	Haut ; supérieur
Het is hoog tijd	Il est urgent
Op zijn hoog	Tout au plus
Laag, lager, laagst	Bas
Diep, dieper, diepst	Profond ; profondément
Diep in de nacht	Tard dans la nuit
Dik, dikker, dikst	Gros
Dun, dunner, dunst	Mince ; peu
Mager, magerder, magerst	Maigre ; faible ; pauvre
Fijn, fijner, fijnst	Fin ; agréable
Het fijn van de zaak	Le fin mot de l'affaire
Vol, voller, volst	Plein
Je hebt het vol recht	Tu as tout à fait le droit
Leeg, leger, leegst	Vide
Zwaar, zwaarder, zwaarst	Lourd, difficile, pénible, grave
Zwaar vallen	Sembler pénible
Licht, lichter, lichtst	Clair ; léger
Groeien, groeide, gegroeid	Pousse, grandir
Vullen, vulde, gevuld	Remplir ; passer (le temps) (tijd vullen)
Aanstaan	Fonctionner
Aanhebben	Porter
Achterin	Au fond de
Achterlopen	Retarder
Af	Terminé
Afstaan	Être éteint
Binnen	À l'intérieur de, dans
Boven	En haut
Bovenop	Au sommet de
Buiten	Dehors
Van buiten kennen	Connaître par cœur
Beneden	En dessous de
Aan	À
Dichtbij	Près de
Dicht, dichter, dichtst	Près
Rond, ronder, rondst	Rond

Created by: nono2804

Popular Dutch sets

Dutch #21 Adj 3

bostda_Dutch huge wordlist

perfectum and imperfectum

posterwoorden 1 klas 1 GKH

Expressions essentielles - politesse

"Know" box contains:
Time elapsed:
Retries: