click below
click below
Normal Size Small Size show me how
Spreekwoorden Water
Spreekwoorden over water
| Term | Definition |
|---|---|
| Hij is zo rijk, als het water diep is. | Hij is heel rijk. |
| Het water ervan in de mond krijgen. | Watertanden (Iets heel lekker vinden.) |
| Hij komt weer boven water. | Hij komt weer voor de dag. |
| Hij heeft hoog water. | Hij moet dringend naar het toilet. |
| Hij zit op water en brood. | Hij zit in de gevangenis. |
| Onder water zijn. | Ondankbaar zijn. |
| Hij gooit zijn geld in het water. | Hij geeft zijn geld uit aan nutteloze dingen. |
| Zijn plan is in het water gevallen. | Zijn plan is mislukt. |
| Het kind met het badwater weggooien. | Te ver gaan, overdrijven, alles verpesten. |
| Loop niet in mijn vaarwater. | Loop ons niet in de weg. |
| Water naar zee dragen. | Iets overbodig doen. |
| Water bij de wijn doen. | Toegeven. |
| Het is als een storm in een glas water. | Het stelt niets voor. Het is niets ernstig. |
| Het water komt aan de lippen. | De nood dringt. |
| Hij kan de zon weer in in het water zien schijnen. | Hij kan wel heel vrolijk zijn. |
| Het feest is in het water gevallen. | Het is helemaal mislukt. |
| Stille wateren hebben diepe gronden. | Stille mensen zijn vaak anders dan het lijkt. |
| Het is net water en vuur. | Ze maken alleen maar ruzie. |
| Het hoofd boven water houden. | De moed niet opgeven. |
| Een steek onder water geven. | Stiekem iemand uitlachen, kwetsen. |