Save
Busy. Please wait.
Log in with Clever
or

show password
Forgot Password?

Don't have an account?  Sign up 
Sign up using Clever
or

Username is available taken
show password


Make sure to remember your password. If you forget it there is no way for StudyStack to send you a reset link. You would need to create a new account.
Your email address is only used to allow you to reset your password. See our Privacy Policy and Terms of Service.


Already a StudyStack user? Log In

Reset Password
Enter the associated with your account, and we'll email you a link to reset your password.
focusNode
Didn't know it?
click below
 
Knew it?
click below
Don't Know
Remaining cards (0)
Know
0:00
Embed Code - If you would like this activity on your web page, copy the script below and paste it into your web page.

  Normal Size     Small Size show me how

Heelkundeher

QuestionAnswer
Welke buikspier wordt niet doorgesneden bij een wisselsnede operatie voor appendicitis? a.m. obliquus externus b.m. transversus c.m. rectus d.m. obliquus internus c. m.rectus Appendectomie middels wisselsnede: Achtereenvolgens worden in hun vezelverloop de aponeurose van de m. obliquus externus, m. obliquus internus en m. transversus gekliefd
Waar zie je pusuitvloed vanuit een parotitis? a.wang b.onder de tong c.zachte gehemelte a. wang
Wat is een prolaps: a.uitzakking door natuurlijke lichaamsopening of wond b.uitpuilen van een tussenwervelschijf c.liesbreuk a. uitzakking door natuurlijke lichaamsopening of wond
Wat is strangulatie? a.niet reponibele liesbreuk b.ischemie door obstructie van de bloedvaten c.obstructie leidend tot mechanische ileus b. ischemie door obstructie van de bloedvaten
Wanneer hoor je geen darmgeluiden: a.mechanische ileus b.paralytische ileus b. paralytische ileus
Welke antibiotica is eerste keus bij een ongecompliceerde urineweginfectie? a.trimetoprim b.cefotaxim c.gentamycine a. trimethoprim
Wat voor soort braken krijg je bij pylorushypertrofie? a.projectielbraken b.gal braken a. projectielbraken
Wat doe je als een oudere persoon een littekenbreuk van de buikwand heeft? a.afwachtend beleid b.opereren c.breukband c. breukband
Jongetje met sinusitis, er komt pus uit de neus en subfebriele temperatuur is gemeten. Daarnaast heeft hij pijn aan zijn oog. Wat is het beleid? a.antibiotica b.kweek a. antibiotica
Waarbij zie je een pendelend mediastinum? a.open pneumothorax b.spanningspneumothorax a. open pneumothorax
Wat is een hernia cicatricalis? a.navelbreuk b.littekenbreuk c.liesbreuk b. littekenbreuk
Welke bacterie is de meest waarschijnlijke veroorzaker van een infectie van een catheter? a.klebsiella b.staphylokokken a. klebsiella
Wat is het percentage wondinfecties na een colonoperatie? a.1% b.5% c.10% d.15% c of d.
Wat is de recidiefkans voor approximerende hechtingen na een littekenbreuk? a.5-10% b.10-20% c.30-50% d.50-70% c. 30-50%
Waar komt de laterale rectummusculatuur op uit? a.Musculus piramidalis b.Linea alba c.Linea spigelli luminalis d.Cirucularis c.linea spigelli luminalis
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van buikpijn in het hypochondrium? a.Cystitis b.Diverticulitis c.Pancreatitis d.Gastritis c. pancreatitis
1.Wat is de gramnegatieve bacterie? a.E. coli b.Clostridium difficile c.Listeria d.Stafylokokken a. E. coli
1.Tot de gram-positieven worden gerekend: a.E. Coli b.Stafylokokken c.Streptococcen d.Salmonella b. en c.
1.Secundaire peritonitis: welke bacterie wordt gekweekt? a.Pseudomonas b.Enterokokken species c.Bacteroides species b. Enterokok (hoewel er waarschijnlijk enterobacter wordt bedoeld(
1.Wat wordt niet veroorzaakt door S. aureus? a.Furunkel b.Karbunkel c.Erysipelas d.Impetigo c. Erysipelas, wordt door een streptokok veroorzaakt.
1.Wat is de beste behandeling voor stafylokok? a.Vancomycine b.Flucloxacilline c.Fenoxymethylpenicilline b. Flucloxacilline
1.Is het zo dat een uit de groep B afkomstige hemolytische streptok als (ernstige) complicatie rheuma en glomerulonefritis kan geven? a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
Vrouw van 50 jr, opgenomen, krijgt koorts, sprake van een rode verheven begrensde wond ter hoogte van het onderbeen. Er is hier sprake van erysipelas, wat is de behandeling? a.Benzylpenicilline b.Flucloxalicilline a. Benzylpenicilline
Er komt een zieke vrouw binnen op de CSO met rode warme pijnlijke begrensde iets verheven rode plek van zo'n 15 cm doorsnee. Wat is de behandeling? a.Conservatief b.Toedienen benzylpenicilline c.Toedienen flucloxacilline d.Toedienen ciproxins b. Benzylpenicilline
1.Wat is geen bijwerking van antibiotica? a.Ototoxiciteit b.Nefrotoxiciteit c.Pseudomembraneuze colitis d.Vit C deficiƫntie d. Vit C-deficiƫntie
1.Waarbij geen antibiotische profylaxe? a.Cholecystectomie b.Liesbreuk met matje c.Oesofagusresectie a. Cholecystectomie
1.Jongen met voetbal, klap tegen thorax. Nu op CSO, geen ademgeruis, demping bij percussie, aantal gebroken ribben. a.Haematothorax b.Pneumothorax c.Pleuritis a. Haematothorax
1.Jongen op CSO, heeft trap op de ribben gehad, LO verminderd ademgeruis, gedempte percussie, verminderd ademexcursies, ribfracturen, Wat is er aan de hand. a.Haematothorax b.Pneumothorax c.Pleuritis a. Haematothorax
1.Vrouw met crepitaties na trauma, rib breuken, lage tensie a.Longcontusie b.Haematothorax c.Pneumatothorax a. Longcontusie
1.Vrouw betrokken bij frontale autobotsing, nu op CSO, lage bloeddruk en longcrepitaties wat is meest waarschijnlijk. a.Haematohorax b.Pneumothorax c.Longcontusie c. Longcontusie
1.Welke bloedgroep is een universele ontvanger? a.0+ b.0- c.AB+ d.AB- c. AB+
1.Welke bloedgroep is een universele donor? a.AB+ b.AB- c.O- d.O+ c. O-
1.Wat hoort niet bij de eerste fase van wondgenezing a.Contractie wond b.Herstructurering c.Invasie van mestcellen/macrofagen a. Contractie
1.Welk kenmerk komt niet voor bij primaire wondgenezing a.Wondcontractie b.Granulatie c.Neutrofiele emigratie a. Contractie
1.Wonddehiscentie is a.Uit elkaar gaan van de naden b.Infectie met strepcoccen groep B a. Uiteenwijken wondranden
1.Humorale immuniteit zorgt voor: a.Bescherming tegen bacteriƫn b.Neutraliseren van toxinen c.Voorkomen van (her)infectie van virussen d.Alle hiergenoemde antwoorden d.
1.ATLS bij een grote ramp: de mensen met de grootste kans op overlijden worden als eerst behandeld. a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.Bij de triage hantering worden de mensen die als eerste doodgaan, het eerste geholpen a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.Waar wordt een incisie gemaakt bij uitvoering van een nood-tracheotomie? a.Tussen hyoid en thyroid (membrana thyrohyoidea) b.Tussen thyroid en cricoid (membrana cricothyroidea) c.Tussen cricoid en de eerste kraakbeenring van de trachea b.Tussen thyroid en cricoid (membrana cricothyroidea)
1.Mechanismen katabole polytraumapatient, geen: a.Gluconeogenese b.Insuline secretie toename c.ACTH b. Insulinesecretietoename: bij ernstig trauma stijgen de bloedsuikerwaarden.
1.Tot de reactie op uitgebreide verwondingen wordt gerekend: a.Gluconeogenese b.Direct verhoogde insuline secretie c.Prikkeling van de parasympaticus d.Daling van het adrenaline a. Gluconeogenese
1.Als ā€¦.. procent van de huid verbrand is heb je een grote kans op hypovolemie a.5% b.10% c.15% d.20% c. 15%
1.De hoeveelheid verbrande lichaamshuid wordt berekend met de regel van 9. Hoeveel bedraagt het percentage lichaamsoppervlak van een arm en een been? a.9% b.18% c.27% d.36% c 27%
1.Ernst van beloop van congenitale hernia diafragmatica is afhankelijk van: a.Mate van longhypoplasie b.Darmstrangulatie c.Lokalisatie van de hernia a. Mate van longhypoplasie
Gele wond behandeling a.Reinigen b.Debridement a. Reinigen
1.Bij een man is een barstwond opgetreden, wat doe je? a.Schoonspoelen, steriele gazen en verbinden b.Primair hechten en verbinden c.Debridement en approximerende hechtingen c. Debridement en approximerende hechtingen
1.Welke 2 vormen van shock hebben dezelfde pathofysiologie? a.Hypovolemische en septische shock b.Obstructieve en septische shock c.Cardiogene en obstructieve shock d.Neurogene en obstructieve shock c. Cardiogeen en obstructief
1.Verlaagde CVD, verlaagde perifere weerstand, verlaagde cardiac output, verlaagde pulmonale widge druk a.Septische shock b.Mentale shock c.Cardiogene shock d.Hypovolemische shock a. Septische shock
1.Bij een patiĆ«nt is sprake van een temperatuur van 38,5Ā°C, een ademfrequentie van 30/min, een pols van 70 en een leukocytengetal van 13.000/mm3. Er is nog geen kweek afgenomen. a. SIRS b. sepsis c. septische shock a. SIRS
1.Wat veroorzaakt empyeem? a.Gastritis b.Cholecystitis c.Prostatitis d.Diverticulitis b. Cholecystitis
1.Bij welke temp is er sprake van koorts? a.37,5 b.38 c.38,5 d.39 b. 38
1.Ondervoeding door grote weefselschade wordt gekenmerkt door verschillende symptomen. Welk van onderstaande symptomen wordt daartoe gerekend? a.Lymfocytose b.Verhoogde serum transferase c.Gewichtsverlies (starvation) d.Stijging van het serum albumine c. gewichtsverlies
1.Waar kan een thoraxdrain voor de behandeling van een spontane pneumothorax het best worden ingebracht? a.In de contralaterale thoraxhelft b.Vlakbij het diafragma c.Langs de onderrand van een rib d.Vlakbij de longtop d. Vlakbij de longtop
1.Welk absorberend verband is het goedkoopst? a.Steriele gazen b.Het VAC systeem c.Schuimverband d.Alginaat a. steriele gazen
1.Welk verband kan het meest absorberen? a.Zilververband b.Schuimverband c.Gelverband d.Hydrofiber b. Schuimverband
1.Wat vertraagt wondgenezing meest? a.RA b.Overdosis vitamine C c.Hyperaemie d.Oudere leeftijd d. Oudere leeftijd
Ophistotonus a.AIDS b.Tetanus b. Tetanus
Niet kortademige patient, Plaatje van witte rechter long. Wat is er aan de hand? a.Atelectase b.Decompensatio cordis rechts c.Pleuravocht d.Pneumothorax c. Pleuravocht
1.Plaatje van een witte rechter long, wat is je behandeling a.Antibiotica b.Thoraxdrain b. Thoraxdrain
1.Beste behandeling van atelectase: a.Fysiotherapie liggend op de gezonde zijde b.Drain a. Fysiotherapie op gezonde zijde
1.Een patient heeft een wond die een paar dagen eerder gehecht is. Nu komt deze patient echter terug met een necrotische wond. Wat voor wond is dit? a.Zwarte b.Gele c.Rode d.Bruine a. Zwart
1.Niet ingedaalde testis bij pasgeborenen, wanneer behandelen? a.Binnen eerste jaar b.Tussen 2e en 6e jaar c.Vlak voor de puberteit d.Vlak na de puberteit b. Tussen 2e en 6e jaar
1.Meest waarschijnlijke lokalisatie bij niet ingedaalde testis a.Lieskanaal b.Subrenaal c.Peritoneaal a. Lieskanaal
1.Waar duidt het teken van Chvostek op? a.Hyponatriƫmie b.Hypokaliƫmie c.Hypocalciƫmie d.Hypofosfatemie c. Hypocalciƫmie
1.Welke borstafwijking komt voor bij een mannelijke nederlandse olympische kampioen zwemmen? a.Kippenborst b.Pec excavatum b. Pec excavatum
1.INR is 4, hoe omlaag te krijgen a.Novo seven infusie b.Vitamine K infuus c.Protrombine complex b. Vitamine K-infuus
1.Wat geef je ook als je iemand morfine geeft a.Laxantia b.Anti emetica a. Laxantia
1.Bij een meisje van 7 met een zwelling net onder het ligamentum inguinale is de meest waarschijnlijke diagnose: a.Liesbreuk b.Opgezette lymfeklier b. Opgezette lymfeklier
1.Wat is onderzoek van eerste keus bij een acute buik? a.X-BOZ b.CT-scan c.Echo a. X-BOZ
1.Wat is de meest voorkomende oorzaak van een colonobstructie a.Volvulus b.Diverticulitis c.Carcinoom c. Carcinoom
1.Wat is het beste onderzoek bij een verdenking op gestranguleerde darm. a.Laparoscopie b.Echo c.X-BOZ d.CT c. X-BOZ
1.Appendicitis komt minder vaak voor bij zwangere vrouwen dan bij niet zwangere vrouwen? a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.Wat doe je bij een zwangere (16 wk) met een verdenking op een appendicitis acuta? a.CT b.Mediane laparoscopie c.Diagnostische laparoscopie d.Antibiotica c. Diagnostische laparoscopie
1.Oorzaak appendicitis: a.Lumenobstructie b.Ontsteking c.Faeces stasis a. Lumenobstructie
1.Wat is tenesmus? a.Ander naam voor een verlittekende haemorrhoĆÆd b.Pijnlijke/ loze aandrang b. Pijnlijke / loze aandrang
1.Waarbij gebruik je nitroglycerinecrĆØme a.Anale fistel b.Haemorrhoid c.Anale fissuur c. Fissuur
1.Sfincter spasme komt voor bij a.Anaal fissuur b.Fistel c.Hemorroid a. Fissura ani
1.Waarbij heb je druk- en loslaatpijn? a.Parietale pijn b.Viscerale pijn a. Pariƫtale pijn
1.Parietale pijn is beter lokaliseerbaar dan viscerale pijn a.Juist b.Onjuist a. Juist
1.Cullens sign ecchymose rond de navel bij: a.Leveraandoening b.Pancreatitis b. Pancreatitis
1.Waarnaar straalt de pijn uit bij een pancreatitis? a.Naar de linkeronderbuik b.Naar de rug c.Naar het rechter schouderblad d.Naar de rechter onderbuik b. Naar de rug
1.Na pancreatitis blijven vaak restverschijnselen over zoals DM. a.Waar b.Niet waar b. Niet waar
1.Vocht bij necrotiserende pancreatitis. Wat is het beleid? a.AB b.Drainage en necrose verwijderen b. Drainage en necrotectomie
1.Labwaarden, geen verhoogd amylase wel verhoogd AF, a.Pancreastumor b.Levermetastase a. Pancreastumor
1.Labgegevens: verhoogd gGT, LDH, hoog bili, laag leucoā€™s etc.. Wat past hierbij? a.Cholecystitis b.Levermetastasen c.Pancreastumor c. Pancreastumor
1.Meest voorkomende galstenen in de westerse wereld a.Pigment b.Cholesterol c.Carbaselaatcalcium b. Cholesterol
1.Verdenking galstenen, wat te doen? a.Echo galwegen maken b.Serum AF meten c.Serum transaminase meten b. Serum AF meten
1.96 jarige vitale vrouw slikt een knoop in, beleid: a.Starre oesophagusscoop b.Flexibele oesophagusscoop c.Afwachten b. Flexibele oesophagusscoop
1.Bij een geincarcereerde breuk is de breukinhoud a.Diep ischemisch b.Goed reponibel c.Niet reponibel d.Acuut beklemd c. Niet reponibel
1.Een bloeding ter hoogte van het ligament van Treitz kan leiden tot: a.Haematemesis b.Melaena c.Beide c. Beide
1.Wat wordt met het syndroom van Boerhaave bedoeld? a.Deegachtige huid, oesophagus stenose en vasculitis b.Een door ontsteking drukgevoelige blaasregio c.Perforatie van de slokdarm door braken d.Claudicatio door een infrarenale occlusie van de aorta c. Slokdarmperforatie door braken
1.Hoe heet de weefsellaag met de bloed- en lymfevaten van de darmen? a.Serosa b.Mesenterium c.Mesotheel d.Endotheel b. Mesenterium
1.Welk van onderstaande symptomen hoort niet bij divertikel ziekte? a.Helderrood bloedverlies per anum b.Overmatige flatulentie c.Pneumaturie d.Dikke darm obstructie b. Flatulentie
1.Waarbij vaakst bloedverlies per anum zonder klachten? a.Volvulus b.Divertikels c.Carcinoom b. Divertikels
1.Welk van onderstaande structuren loopt in het lieskanaal van de vrouw? a.Nervus ilio-inguinalis b.Tuba uterina c.Ductus deferens d.Ligamentum falciforme a. Nervus ilio-inguinalis
1.Door welke structuur gaat een mediane laparotomie? a.Door de linea semilunaris b.Dor de linea semicircularis c.Door de musculus rectus abdominis d.Door de linea alba d. Linea alba
1.Waar komt diverticulose het meest voor? a.In het colon ascendens b.In het colon sigmoideum c.In het colon transversum d.In het colon descendes b. sigmoid
1.In welke leeftijdscategorie komt appendicitis het meest voor? a.0-2 jaar b.3-7 jaar c.8-14 jaar d.20-40 jaar d. 20-40
1.Wat is de voorkeursbehandeling van een groot-abdominaal abces? a.Incisie en drainage via laparotomie b.Drainiage via echogeleide punctie c.Bedrust in Fowlerse ligging en antibiotica b Drainage via echogeleide punctie
1.Wat zorgt voor een kloppende buikpijn? a.Appendicitis b.Ulcus ventriculi c.Ziekte van Crohn d.Pancreatitis a. Appendicitis
1.Wat zorgt voor een borende buikpijn? a.Ulcus pepticum b.Appendicitis c.Cholelithiasis a. Ulcus pepticum
1.Wat is het onderzoek van eerste keus bij een geperforeerd ulcus pepticum? a.Gastroscopie b.Echo c.X-abdomen d.CT-scan x-BOZ
1.Ulcus perforatie wat past daar niet bij? a.Leverdemping b.Vagale prikkeling c.Druk- loslaatpijn a. Leverdemping
1.Bij een geperforeerd ulcus pepticum wordt een gastroscopie uitgevoerd om de diagnose te stellen. a.Juist b.Onjuist b. Onjuist (gecontraĆÆndiceerd)
1.Welk kenmerk zie je wƩl bij de ziekte van Crohn en niet bij Collitis Ulcerosa? a.Stukken niet aangedane darm tussen 2 stukken aangedane darm b.Orale ulcera c.Anorexie a. Onaangedane stukken
1.Wanneer is een Hartmann-procedure geĆÆndiceerd? a.Diverticulitis b.Invaginatie c.Volvulus a. Diverticulitis
1.Er is sprake van chemische peritonitis bij acute pancreatitis. Wat past daar niet bij? a.Defense musculair b.Bewegingsdrang c.Pijn in de rug d.Braken bewegingsdrang (dat past bij kolieken)
Pijnloze icterus + palpabele galblaas (teken van Courvoisier)1. a.Galwegobstructie door carcinoom b.Hydrops van de galblaas a. Galwegobstructie door ca.
1.Ligament hepatoduodenale a.Ductus choledochus, vena porta en arteria hepatica b.Ductus pancreaticus, vena hepatica en arteria hepatica c.Ductus choledochus a. Ductus choledochus, vena porta, a. hepatica
1.HemorroĆÆden die uit het anale kanaal steken, welke graad is dat a.1 b.2 c.3 d.4 c. 3
1.Waarbij wordt niet een verhoging van het plasma amylase gevonden a.Prostatitis b.Darmischemie c.Duodenum ulcus a. Prostatitis
1.Waardoor worden veel perianale abcessen gevormd a.Ontsteking kliertjes linea dentata b.Fissura ani c.Getromboseerde hemorroĆÆden a. Linea dentata ontsteking
1.Voorkeurshouding bij pancreatitis a.Foetushouding b.Voorovergebogen a. Foetushouding
1.Waarbij komt veel pijn en bewegingsdrang voor? (bonjer p. 211) a.Urolithitiasis b.Darmischemie c.Acute cholangitis d.Pancreatitis a. Urolithiasis
1.Vrouw met constante ondraaglijke pijn anaal. Nog geen ontlastingen gehad. (Burkitt 321,322,323) a.Getrombotiseerd hemorroid b.Fissuur c.Fistel a. Trombose hemorroid
1.Behandeling hemorroĆÆden a.Bananen eten b.Obstipatie vermijden c.Langdurig toiletbezoek b. Obstipatie mijden
1.Bij een cholecystectomie is de kans het grootst op het doorsnijden van de ductus choledochus bij a.Cholecystectomie dmv een laparotomie b.Cholecystectomie dmv een laparoscopie b. laparoscopie
1.Oorzaak van een dunne darm ileus? a.Strengen b.Hernia c.Tumor d.M. Crohn a. Strengen
1.Asielzoeker uit Angola, obstipatie met opgezette buik a.Volvulus b.Divertikel c.Streng ileus a. Volvulus
1.Een zwelling in de lies: a.Bakerse cyste b.Hernia c.Vergrote lymfeklier d.Hernia inguinalis d. hernia inguinalis
1.Bij een patiƫnte is sprake van galsteenlijden, welke uitspraak is juist? a.Afvallen totdat er sprake is van een BMI < 25 b.Galstenen worden bijna altijd gedetecteerd dmv ultrasound c.Frequente koliekpijn in de rechter bovenbuik c. koliekpijn RBB
1.Vrouw komt op het spreekuur met hevige pijn die vandaag nog geen ontlasting heeft gehad a.Interne hemorroiden b.Externe hemorroiden c.Fissura ani b. externe hemorrhoiden
1.Een vrouw komt op de CSO. Ze kan niet meer zitten, heeft hevige pijn. Ze heeft nog geen ontlasting gehad. Wat is er aan de hand?s a.Fissura ani b.Externe hemorroid b. Externe hemorrhoiden
1.Welk deel van het duodenum bevindt zich intraperitoneaal ( a.Pars superior b.Pars descendens c.Pars horizantalis d.Pars ascendens a. pars superior
1.Wat is de behandeling van rectumprolaps? a.Mucosaverschuivingsplastiek b.Fixatie in het abdomen c.Resectie b. Fixatie in abdomen
1.Rectumprolaps komt het minst vaak voor bij: a.Ouderen b.Jong volwassenen c.Kinderen b. Jongvolwassenen
1.Een rode pijnlijke zwelling in de bilspleet is het meest waarschijnlijk: Sinus pilonidalis
1.Waardoor wordt een beginnende acute pancreatitis door gekenmerkt a.Bewegingsdrang b.Bradycardie c.Opgeheven leverdemping d.Pijn in het cavum Douglasi a. bewegingsdrang
1.Wat is de behandeling van sigmoid volvulus a.Tube inbrengen en desoufflatie b.Aan buikwand bevestigen a. desufflatie
1.Man die nog nooit in het ziekenhuis is geweest met obstructie van de darm. Wat is hier de oorzaak? a.Hernia b.Adhesies c.Strengen d.Tumor d. tumor
1.Wat is in het bloed verhoogd bij galstenen a.Gamma GT b.AF c.LDH d.Amylase b. AF
1.Vrouw heeft pseudomembraneuze colitis. Wat zijn hiervan de verschijnselen? a.Laaggradige koorts en bloederige diarree b.Hooggradige koorts en bloederige diarree c.Laaggradige koorts en waterige diarree d.Hooggradige koorts en waterige diarree c. Laaggradige koorts, waterige diarree
1.Wat is een ogilvie-syndroom a.Acute pseudoobstructie en dilatatie van het colon ascendens b.Volvulus a. Acute pseudo-obstructie en dilatatie van het colon ascendens
1.Meest voorkomende oorzaak GI-bloedingen? a.Colitis b.Ulcuslijden c.Slokdarmvarices b. Ulcuslijden
1.Welk orgaan ligt retroperitoneal a.Pancreas b.Caecum c.Ilium a. Pancreas
1.Welk van de volgende organen liggen NIET retroperitoneaal: a.Nieren b.Duodenum c.Bijnieren d.Appendix d. Appendix
1.De bijnieren liggen mediaal van de nieren: a.Juist b.Onjuist b. Onjuist, craniaal.
1.De curvatura major ligt caudaal van het omentum a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.Mevrouw, 63 jr met verdenking op volvulus van het sigmoid. Diagnostisch beleid: a.Barium coloninloopfoto b.X-BOZ b. X-BOZ
1.Bij welke aandoening is sprake van bessenjam-ontlasting a.Diverticulitis b.Invaginatie c.Volvulus b. Invaginatie
1.Kind van 1,5 jaar heeft sinds 5 uur aanvalsgewijze pijn, tussendoor klachtenvrij. Wat voor ontlasting? a.Diarree met bloed b.Drilpudding en bloed c.Obstipaties d.Stopverf b. Drilpudding en bloed
1.Welke vorm van kanker komt het meeste voor bij kinderen? a.Hersenen b.Lymfeklier c.Leukemie c. Leukemie
1.Bij welke tumoren wordt als behandeling regionale perfusie met chemo toegepast? a.Osteosarcoom b.Darmtumor c.Mammacarcinoom d.Longcarcinoom a. Osteosarcoom
1.Bestraling is een goede behandelingsmodaliteit voor: a.Osteosarcoom b.Ewingsarcoom b. Ewingsarcoom
1.Wanneer hoef je geen rekening te houden met tumorspill? Bijā€¦ a.Incisiebiopt b.Excisiebiopt c.Dunne naald biopsie d.Dikke naald biopsie c. Dunnenaaldbiopsie
1.Welke uitspraak past het minst bij tumorspill? a.Het kan tot ver in de omgeving optreden b.Het kan optreden in de directe omgeving van de behandeling c.Het ontstaat frequent na een dunne-naaldbiopsie d.Het kan spontaan optreden c. Ontstaat na dunnenaaldbiopsie
1.Tumorspill bij tumor rond de a.iliaca interna. Groot risico op: a.Lokaal recidief b.Lymfogene metastasering a. Lokaal recidief
1.Waarbij kun je geen histologisch onderzoek doen? a.Incisiebiopt b.Excisiebiopt c.Dunne naald biopsie d.Dikke naald biopsie c. Dunnenaaldbiopsie
1.Wat is brachytherapie? a.Inwendige bestraling b.Uitwendige bestraling a. Inwendige bestraling
1.ijwerking van brachytherapie a.Demyelinisatie b.Xerostomie c.Teleangiectasien d.Desquamatie d. Desquamatie
1.asisprincipe van brachytherapie a.Volume-effect b.Dosis-effect c.Fractionering d.Tumor-volume relatie a. Volume-effect
1.Hoeveel kans heeft een man gedurende zijn leven om kanker te ontwikkelen? a.30% b.40% b. 40% (44% om precies te zijn)
1.Kans op kanker in Nederland bij de man a.25-35% b.35-40% b. 35-40
1.Hematogene metastase gaan verder dan lymfogene a.Juist b.Onjuist a. Juist
1.Hoeveel klierstations voor de sentinel node? a.1 b.2 c.3 d.4 a. 1. Of eigenlijk Ć­s de sentinel node het eerste klierstation.
1.Waaruit bestaat triple diagnostiek voor mammatumoren? a.Palpatie, mammografie, cytologische punctie b.Mammografie, CT, biopt a. palpatie, mammografie, punctie
1.Waarin vormen uitzaaiingen bij hematogene metastasering bij mammacarcinoom zich vooral? a.In de hersenen b.In de huid c.In de longen d.In het skelet d. skelet
1.Wat is geen voorkeursplaats voor metastasen van mammaca? a.Skelet b.Lever c.Longen d.Hersenen d. hersenen (kan wel, maar minst voorkomend van de 4)
1.Vrouw met mamma ca. Bij lichamelijk onderzoek een verdachte klier. Na operatie zegt patholoog dat het een tumor van 4 cm is en de schildwachtklier is negatief. Welke stadiering a.cT2N0Mx b.pT2N0Mx c.cT3-N1M0 d.pT3N1M0 b. pT2N0Mx
1.Welke van de onderstaande factoren verhoogt het risico op een mammacarcinoom? a.Vroege menopauze b.Geven van borstvoeding c.Oudere leeftijd bij geboorte eerste kind d.Late menarche c. Hogere leeftijd bij geboorte eerste kind
1.Hoe vaak en bij wie wordt een mammografie gedaan? a.1x per 2 jaar bij vrouwen > 50 b.1x per 2 jaar bij vrouwen 50-75 c.2x per jaar bij vrouwen 50 d.2x per jaar bij vrouwen 50-75 b. 1x per 2 jaar bij vrouwen 50-75
1.In welk kwadrant van de borst komt het mammaca het vaakst voor? a.Lateraal onder b.Lateraal boven c.Mediaal onder d.Mediaal boven b. lateraal boven
1.Hoeveel nieuwe patiƫnten met een mammacarcinoom worden ieder jaar ongeveer gediagnosticeerd in Nederland? a.ca. 1000 b.ca. 4000 c.ca. 7000 d.ca 11000 d. 12.000
1.Hoe hoog is het percentage patiƫnten met een mammacarcinoom bij wie erfelijke factoren een rol spelen? a.5-10% b.15-20% c.25-30% d.35-40% a. 5-10%
1.Wat is een blastoom? a.Een tumor uitgaande van lymfoide cellen b.Een tumor die lijkt op zich ontwikkelend weefsel c.Een tumor uitgaande van kiemcellen b. tumor uitgaande van zich ontwikkelend weefsel
1.Waarvan is peau dā€™orange het gevolg? a.Ulcerend mammacarcinoom b.Ductectasien in een mediaal kwadrant c.Een geblokkeerde lymfedrainage d.Eczeem van de tepel c. geblokkeerde lymfedrainage
1.Een tumor ligt meer dan 150 um ofziets van bloedvat, de vraag was dan volgens mij waardoor de radiotherapie minder goed werkt. a.Omdat deze er minder goed bij kan komen b.Omdat de tumor bloederig en necrotisch is c.Vanwege hypoxie c. hypoxie
1.Hoe kom je er achter dat de tumor die je hebt gevonden de primaire tumor is en niet een metastase a.Immunohystochemie b.DNA c.Microscopische morfologie a. IHC
1.Welke maligniteit wordt veroorzaakt door alcohol a.Hoofd/hals b.Maag c.Colon/rectum a. HH
1.Bij een 50-jarige vrouw vindt een resectie plaats van een tumor ter hoogte van de iliaca-bifurcatio, hierbij treedt tumorspill op. Wat voor verspreiding treedt hier op? a.Longmetastasen b.Lymfklieren c.Lokaal recidief c. lokaal recidief
1.Een non-seminoma testis carcinoom is de behandeling op curatie gericht. Hierbij worden de volgende waarden in de gaten gehouden a.CEA b.CA 125 c.AFP d.PSA c. AFP
1.Welke tumormarker voor non-seminoom? a.AFP b.CA-125 a. AFP
1.Een man met peniscarcinoom wordt geopereerd hierbij wordt ook een klierdissectie uitgevoerd. Wat is dit voor type behandeling? a.Watchfull waiting b.Electief c.Neo-adjuvant d.Adjuvant b. Electief
1.Wat is de histologische gradiƫring van anaplasie? a.Graad 1 b.Graad 2 c.Graad 3 d.Graad 4 e.Graad 5 c. Graad 3
1.Bij een vrouw met metastasen in de long, geen tumoren in de lever. De primaire tumor zit hoogstwaarschijnlijk in het: a.Rectum b.Maag c.Colon d.Testis a. REctum
1.Bij diagnostiek van levermetastasen wordt naast echo ook CT gebruikt. Het betreft: a.CT zonder contrast b.Spiraal CT c.3-fase CT d.4-fase CT (blanco, arteriƫle, portale en late fase) d. 4-faseCT
1.Hoe kun je levermetastasen het beste opsporen? a.MRI b.CT-Blanco c.CT-contrast (4-fase CT) c. 4-faseCT
1.Door middel van CT kunnen levermetastasen vastgesteld worden. Door welk type? a.CT scan zonder contrast b.Spiraal c.3-fase d.4-fase d. 4-faseCT
1.Meest voorkomende locatie pancreascarcinoom? a.Kop b.Staart a. Kop
1.Er wordt een lijstje met labwaarden geshowd: verhoogde LDH, gamma-GT 24 en kreat ? a.Cholecystitis b.Levermetastasen c.Medicamenteuze hepatitis d.Pancreaskopcarcinoom d. pancreaskopcarcinoom
1.Als gunstige tumortypen worden geselecteerd bij populatiescreening kan een statistische onzekerheid/onnauwkeurigheid ontstaan a.Length bias b.Lead time bias a. LEngth bias
1.Er worden postieve tumorkenmerken geselecteerd in een populatiegroep, waarop is hier de kans groot? a.Lead time bias b.Length bias c.Selectiebias c. Selectiebias
1.Bij een tumor leek bij aanvullend onderzoek geen progressie maar nu ineens toch, hoe kan dat? a.Tumorheterogeniteit b.Fractionering a. Tumorheterogeniteit
1.it een biopt van een maligne tumor komt de bevinding dat er sprake is van een maligne tumor met een goede prognose. Toch treedt er tumorgroei op, waardoor komt dit? a.Tumorlysis b.Heterogeniteit c.Paraneoplastisch b. HEterogeniteit
1.Bij hoeveel procent van de tumoren wordt de primaire tumor niet gevonden? a.1-5 b.10-15 c.20-25 d.>25 a. 1-5%
1.Rectumcarcinoom Dukes C. Wat is de 5 jaars overleving? 55%
1.Dukes C coloncarcinoom 5 year survival? a.30-50% b.50-70% b. 50-70%
1.Vergrootte klier in de hals (midjugulair). Welke tumor? a.Nasofarynx (Level II: subdigastrisch) b.Lip (Level I: submentaal, submandiblair) c.Schildklier (Level III: midjugulair) c. Schildklier
1.Er is een palpabele lymfeklier langs het sternocleidomastoideus. Waar is de maligniteit? a.Lip b.Oropharynx/nasopharynx c.Schildklier c. Schildklier
1.Een CT-hals bij een patiƫnt met een klein larynxcarcinoom toont een 15mm grote lymfeklier aan de ipsilaterale zijde aan. Wat is de volgende diagnostische stap? a.MRI-hals b.Echogeleide punctie c.Biopsie d.PET-scan b. Echogeleide punctie
De behandeling van larynxcarcinoom is afhankelijk van de grootte van de primaire tumor. Welke behandeling heeft de voorkeur bij het T2 larynxcarcinoom zonder halskliermetastasen? a.Radiotherapie b.Radio-/chemotherapie c.Laryngectomie d.Laserevaporisa a. RT
Hese man van middelbare leeftijd, rookt, larynxca. Vroege presentatie bij: a.Een subglottisch larynxca b.Een glottisch larynxca c.Een supraglottisch larynxca b. glottisch larynxca
1.Een larynxca wordt in een vroeg stadium ontdekt, wat voor tumor meest waarschijnlijk? a.Glottisch b.Subglottisch a. Glottisch
1.Een grote meerderheid van de speekselkliertumoren bevindt zich in de glandula parotis. a.Juist b.Onjuist a. Juist
1.Een etiologische factor voor de ontwikkeling van een speekselkliertumor is bestraling van speekselklierweefsel. a.Juist b.Onjuist a. Juist
1.Glottische larynxcarcinomen hebben een slechtere prognose dan supraglottische carcinomen. Dit komt door de grotere kans op lymfekliermetastasen bij glottische larynxcarcinomen. a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.Een carcinoom van de larynx is het meest waarschijnlijk: a.Adenocarcinoom b.Planocellulair carcinoom b. Planocellulair
1.Welke speekselklier vrijwel altijd kwaadaardige tumor? a.Glandula Parotis b.Sublinguaal c.Submandibulair b. Sublinguaal
1.Een vrouw van 65 jaar heeft een zwelling in de mond. Dit blijkt een uiting van een kwaadaardige tumor in een speekselklier Welke klier is hier het meest waarschijnlijk aangedaan? a.Glandula sublingualis b.Glandula intraoralis c.Glandula submandibular c. Submandibularis
1.Bij een maligne afwijking in de mond is meestal sprake van a.Glandula submandibularis b.Glandula sublingualis c.Glandula intraoralis a. Submandibularis
1.Er wordt een zwelling in de mond gevonden. Deze blijkt kwaadaardig. Wat is de meest waarschijnlijke plek van deze zwelling? a.Submandibulair b.Sublinguaal c.Parotis c. Parotis
1.Wat is geen indicatie voor BCG-immunotherapie a.Longcarcinoom b.Niercelcarcinoom c.Blaascarcinoom a. Longca
1.M. Paget van de borst. Indien sprake van eczeem zonder palpabele tumor of lymfeklieren dan kan dit passen bij M. Paget? a.Juist b.Ojuist a. Juist
1.M. Paget geen knobbel, geen palpabele lymfeklieren, adenocarcinoom waarschijnlijk? a.Juist b.Onjuist a. Juist
1.Aortaruptuur net distaal van de a. subclavia links a.Transoesofagale echo b.Echo c.CT-angio d.Rontgenfoto b. Echo
1.Wat is de beste manier om de verdenking op geruptureerd abdominaal aneurysma van de aorta te bevestigen? a.CT b.Echo c.MRI b. Echo
1.De a. femoralis is een voortzetting van : a.a. iliaca interna b.a. iliaca externa c.a. mesenterica inferior b. iliaca EXTERNA
1.Waar loopt de v. splenica in over? a.V. porta b.V. mesenterica inferior c.V. mesenterica superior d.V. cava inferior a. v. porta
1.Wat is niet een oorzaak van een aneurysma/aortadissectie?? a.Hypertensie b.COPD c.Marfan d.Alcoholabusus d. Alcoholabusus
1.Geen risicofactor AAA a.Alcohol b.COPD c.Hypertensie a. Alcohol
1.Een AAA ligt meestal craniaal van de aa. Renales a.Juist b.Onjuist b. Onjuist, net distaal.
1.Welk van onderstaande symptomen passen het meest bij de diagnose: geruptureerd AAA? a.Pijn tussen de schouderbladen b.Rugpijn met uitstraling in een been c.Buikpijn d.Rugpijn met collaps d. rugpijn met collaps
1.Een AAA moet geopereerd worden bij een diameter van meer dan: a.3 cm b.6 cm c.10 cm d.12 cm b. 6 cm (5,5 of meer)
1.Hoeveel mm groeit een aneurysma per jaar: a.1 b.2 c.3 d.4 d. 4mm
1.Hoeveel mm. Uitbreiding van een aneurysma voordat er een indicatie is tot opereren? a.2 mm b.3 mm c.4 mm d.5 mm d. 5mm
1.Een ruptuur van de aorta abdominalis bloedt meestal intraperitoneaal: a.Juist b.Onjuist b. Retroperitoneaal
1.Meest voorkomende veneuze insufficientie: a.Varicosis b.DVT c.Staand beroep b.DVT
1.Ontstaan van veneuze insufficiƫntie na DVT a.Enkele weken b.Enkele maanden c.Enkele jaren d.Tientallen jaren c. Enkele jaren
1.hronische veneuze insufficiente door: a.DVT b.Varicosis c.Staand beroep d.DM a. DVT
1.Welke uitspraak is juist? DVT: a.Ontstaat vooral na ingrepen in het kleine bekken b.Wordt uitgesloten door het gebruik van subcutane heparine c.Moet vaak behandeld worden met een cava-filter d.Kan goed met klnisch onderzoek worden uitgesloten a. Ontstaat vooral na ingrepen in het kleine bekken
1.Een zittend beroep is een risicofactor voor diepe veneuze trombose. a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.Kanker is een risicofactor voor DVT a.Juist b.Onjuist a. Juist
1.Welk antwoord is onjuist? De kans op diepe veneuze trombose wordt verhoogd door: a.Overvulling b.Maligniteit c.Hoge leeftijd d.Zwangerschap a. Overvulling
1.In tegenstelling tot arteriƫle claudicatio gaat neurogene claudicatio pas over als je gaat zitten. a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.Welke bewering is juist? Pijn in een been door arteriƫle insufficiƫntie a.Wordt erger bij inspanning b.Gaat vaak gepaard met nachtelijke krampen c.Leidt meestal tot verlies van een extremiteit d.Is zelden alleen met een anamnese goed te duiden a. Wordt erger bij inspanning
1.Hoeveel kans heeft een claudicant binnen 10 jaar op een amputatie? a.10% b.20% c.30% d.40% a. 10%
1.Waarop kan een acute arteriƫle afsluiting van een been lijken a.Erysipelas b.Verlamming c.Trombose been b. Verlamming
1.In welke arterie komen aneurysmata het minst voor? a.Arteria femoralis b.Arteria poplitea c.Arteria iliaca communis d.Arteria iliaca externa d. a. iliaca externa
1.Welk bloedvat kruist ventraal de linker vena renalis? a.De vena porta b.De arteria mesenterica inferior c.De arteria mesenterica superior d.De truncus coeliacus d. truncus coeliacus
1.Bij een man van 59 jaar met DM wordt een ulcus op de mediale malleolus waarschijnlijk veroorzaakt door: a.Veneuze insufficiƫntie b.Arteriƫle insufficiƫntie a. veneuze insufficiƫntie
1.DM met ulcus mediale malleolus a.Arterieel b.Veneus c.Neurogeen b. Veneus
1.Ulcus op metatarsalephalange a.Trauma b.Arterieel c.Veneus d.Neuropathisch c. Veneus
1.Iets met bypass operatie, kijken of de bypass goed open is a.Echo-doppler b.Palpatie van de vaten c.MRA a. Echodoppler
1.Man heeft last van kramp tijdens het lopen, bij rust verdwijnt deze weer, pulsatie a. femoralis zijn zwak. Wat is hier de beste behandeling? a.Looptraining b.Revascularisatie c.Statines a. Looptraining
1.Welke bewering is juist? Claudicatio Intermittens: a.Dient met een revascularisatie behandeld te worden b.Kan afdoende behandeld worden met een statine c.Kan vaak behandeld worden met looptraining d.Wordt altijd door een arteriƫle obstructie veroorz c. Looptraining
1.Patiƫnt met Fontaine stadium II heeft last na het lopen van 100 meter. Wat is nu te doen? a.Conservatief b.Angiografie c.Operatie d.Looptraining d. looptraining
1.Man heeft Fontaine stadium IV. Wat voor klachten? a.Geen b.Claudicatie c.Necrose c. necrose
1.Complicaties na een carotis operatie hangen vooral af van a.Stenose b.Inhechten patch c.Lokale anaesthesie d.Cardiovasculaire lijden voor de operatie d. cardiovasculair lijden voor de operatie
1.Wat is de meest voorkomende oorzaak van oedeem aan het been a.Veneuze insufficientie b.Arteriele insufficiƫntie a. veneuze insufficiƫntie
1.Nachtelijke kramp in kuiten, is dit a.Arterieel b.Veneus b. Veneus
1.Maakt de vena saphena magna deel uit van het diepe veneuze systeem? a.Onjuist b.Juist a. Onjuist
1.De terugstroom van bloed van de v. saphena magna en v saphena parva wordt ondersteund door spierbewegingen a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.Volgorde van ontspringen uit aorta abdominalis a.a mesenterica superior, a renalis, a mesenterica inferior b.truncus coeliacus, a. mesenterica superior, a. renalis b. truncus coeliacus, a. mesenterica superior, a. renalis
1.Welk symptoom past niet bij acuut arterieel afsluiten? a.Pyrexia b.Pallor c.Paresthesia d.Paralysis a. Pyrexia
1.Acute arteriƫle afsluiting kan door arteriƫle trombus of embolie. Welke geeft meer klachten? a.Trombus b.Embolie c.Geen verschil b. Embolie
1.Booggangen a.Hoekversnelling b.Stand ten opzichte van zwaartekracht c.Lengteversnelling hoekversnelling
1.Kind van 3 jaar, ouders valt op dat het minder hoort, Rinne bdz negatief, Weber mediaan. Wat is hier aan de hand? a.Congenitaal oordefect b.Otitis media c.Lawaaidoofheid a. congenitaal oordefect
1.Kind Weber lateraliseert niet, Rinne negatief bdz a.Congenitaal gehoororgaan b.Otitis media a. congenitaal oordefect
1.Waarvan is bij een patiƫnt met een cerumenprop in het linkeroor bij lichamelijk onderzoek sprake? a.Positieve test van Rinne aan de linkerzijde b.Negatieve test van Rinne aan de linkerzijde c.Lateralisatie van de test van Weber aan de rechterzijde b. Positieve Rinne links
1.Lawaaidoofheid 512 Hz Weber: a.Lateraliseert niet b.Links c.Rechts a. Lateraliseert niet
1.Een patiƫnt met lawaaidoofheid links. Bij een stemvorkproef van 512 Hz wordt een positieve Rinne gevonden. De Weber: a.Lateraliseert naar links b.Lateraliseert naar rechts c.Lateraliseert niet c. lateraliseert niet
1.Lawaaidoofheid geeft een dip bij a.500 hz b.2000 hz c.4000 hz d.6000 hz c. 4000 hz
1.Bij een patiĆ«nt is de proef van Rinne bdz positief en de proef van Weber lateraliseert naar links. Er blijkt perceptief gehoorverlies te zijn. Welk oor zal de patiĆ«nt aangeven als het ā€œgoedeā€ oor? a.Linker oor b.Rechter oor a. Links
1.Hoeveel procent van de mensen met een Bellse paralyse herstelt zonder restverschijnselen? a.20 % b.30% c.70% d.85% c. 70%
1.Bellse paralyse. De rechter mondhoek hangt af, maar het rechter oog kan nog wel gesloten worden a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.Een synoniem voor de n. recurrens is: a.n. laryngeus superior b.n. laryngeus inferior c.n. vagus intermedius b. LAryngeus inferior
1.N. recurrens parese geeft altijd heesheid a.Juist b.Onjuist a. Juist
1.Aan welke stemband verwacht je uitvalsverschijnselen als deze uitval veroorzaakt wordt door een Pancoast-tumor (longtoptumor)? a.Linker stemband b.Rechter stemband a. links
1.Bij een pancoasttumor is er sprake van heesheid. Waar zit deze tumor: a.Linker longtop b.Rechter longtop a. Links (althans, longtoptumor links veroorzaakt heesheid)
1.Welke stembandaandoening komt meest voor bij mannen a.Stembandknobbel b.Stembandpoliep c.Reinke oedeem b. Stembandpoliep
1.Wat komt meer voor bij mannen? a.Stembandpoliepen b.Stemplooiknobbels c.Reinke oedeem a. Stembandpoliep
1.Bij Reinkeā€™s oedeem is er sprake van een acute laryngitis a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.Chronische laryngitis heeft altijd een infectieuze oorzaak a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.Waar kruisen de ademweg en het spijsverteringskanaal? a.Oropharynx b.Hypopharynx c.Mesopharynx d.Nasopharynx a. Oropharynx
1.Wat is geen kenmerk van laryngitis subglottica a.Hoge koorts b.Schorre stem c.Blafhoest d.Rhinitis a. Hoge koorts
1.Welke luchtwegobstructie wordt veroorzaakt door H. influenza a.Laryngitits subglottica b.Epiglottitis c.Laryngobronchitis b. Epiglottitis
1.Ouders bellen: dochter 3 jaar, Piepende ademhaling, angst, hoge koorts, niet willen drinken. Wat doen ? a.Huisbezoek zonder keel inspectie b.Direct insturen c.Corticoā€™s b. Direct insturen
1.Anne is 2,5 jaar. Ze is gedurende enkele dagen verkouden. inspiratiore stridor, blafhoest, schor. niet benauwd, lichte temperatuurverhoging. Wat heeft Anne? a.Laryngotracheobronchitis b.Epiglottitis c.Aspiratie corpus alienum d.Laryngitis subglott d. Laryngitis subglottica
1.Welke neusbijholte bevindt zich tussen de beide orbitia? a.Wiggebeensholte b.Kaakholte c.Voorhoofdsholte d.Zeefbeenholte d. zeefbeenholte
1.Sinus ethmoĆÆdalis a.Wiggebeen b.Zeefbeen c.Kaakbeen d.Voorhoofdsbeen b. zeefbeen
1.Orbitacellulitis klasse 4. Wat is de kans op blindheid? a.0,1-1 b.5-10 c.11-20 d.> 20 c. 11-20%
1.Orbita-aantasting na sinustis bij kind: oog lijkt naar buiten te puilen, verder geen klachten. Welk stadium? a.I b.II c.III d.IV c. III
1.PatiĆ«nt met ethmoĆÆditis, pus eerste behandeling? a.X-thorax b.Kweek c.Antibiotica c. AB
1.Man met kloppende pijn achter het oog en pussige uitvloed uit de neus. Wat is de beste eerste stap? a.Rontgenfoto b.Antibiotica c.Kweek b. AB
1.Bij een sinusitis wordt de neusdoorgankelijkheid bevorderd met: a.Corticosteroiden b.Een kaakspoeling c.Oxymetazoline d.Fenylefrine c. Xylometazoline
1.Bij welke van de volgende patiĆ«nten met sinusitis is antibiotica niet geĆÆndiceerd? a.Oude man, 2 dagen ziek, purulente secretie, 39.5 koorts b.Jongen met 5 dgn last, 37.5 c.Jongen met niet ernstige sinusitus volgens de huisarts, met otitis media b. 5 dagen last, 37.5
1.Iemand met braken en rechtszijdig vallen? Welke nystagmus? a.Links b.Rechts c.Links en rechts a. Links
1.Wat hoort niet bij MeniĆØre maar wel bij BPPD a.Vertigo b.Tinnitus c.Canalathiasis c. Canalithiasis
1.innitus komt niet voor BPPD a.Juist b.Onjuist a. Juist
1.De ziekte van MĆ©niĆØre: a.Verergert door psychische stress b.De beste behandeling is verwijdering van het labyrinth c.Veroorzaakt geleidingsverlies a. Verergert door psychische stress
1.Bij patiĆ«nten met palatoschizis werkt het zachte gehemelte niet goed. Bij verwijderen van welke tonsillen krijgen deze patiĆ«nten regurgitatie in de neusholte? a.Keeltonsillen b.AdenoĆÆd c.Tongtonsillen b. AdenoĆÆd
1.Een kind met palatoschizis heeft meer kans op een chronische otitis media a.Juist b.Onjuist a. Juist
1.Hoeveel procent van de kinderen in de leeftijd van 0 t/m 6 jaar maakt een acute otitis media door? a.40% b.50% c.60% d.70% d. 70%
1.Welk van onderstaande symptomen is een vroeg verschijnsel van neuspoliepen? a.Reukvermindering b.Mucopurulente secretie c.Afwezige peristaltiek d.Spaarzame peristaltiek a. verminderde reuk
1.Neuspoliep komt door a.Allergie b.Neusbijholtenontsteking b. neusbijholteontsteking
1.Jan heeft last van een loopneus, neusverstopping, niezen en jeuk aan gehemelte en neus. Hij heeft last van een allergische rhinitis. Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking heeft last van allergische rhinitis? a.5-10% b.15-20% c.20-30% d.35-40% c. 20-30%
1.Karel heeft last van neusverstopping en ernstige oorpijn als gevolg van myringitis bullosa. Wat is het beleid? a.Oordruppels met lidocaine b.Blaren doorprikken en orale analgetica c.Spontane regressive a. oordruppels met lidocaĆÆne
1.Priscilla heeft last van een jeukend, branderig plekje onder de neus. De huid is er droog en schilferig. Wat is de aangewezen behandeling? a.Systemische corticosteroiden b.Lokale behandeling met corticosteroiden en lokale antibiotica b. cortico & ab
1.Na een tonsillectomie bij volwassene is er een langere ziekenhuisopname gewenst dan bij kinderen a.Juist b.Onjuist a. juist
1.Kinderen hogere mortaliteit dan volwassenen bij tonsillectomie a.Onjuist b.Juist a. Onjuist
1.In het adenoid en keeltonsillen komen zowel T- als B-lymfocyten voor a.Juist b.Onjuist a. Juist
1.Zenuwen betrokken bij de slikactie zijn n.trigeminus, n. glossopharyngeus, n.vagus, n.accessorius a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.De volgende zenuwen dragen bij aan de slikactie: trigeminus, accessorius, glossofaryngeus, vagus a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.Door welke zenuw wordt de wurgreflex veroorzaakt a.N.vagus b.N.trigeminus c.N.glossopharyngeus d.N.hypoglossus c. glossopharyngeus
1.Een parese van de nervus laryngeus superior a.Geeft meer stemklachten bij het produceren van lage tonen b.Geeft een gestoorde mobiliteit van een larynxhelft c.Wordt als klinische diagnose vaak gemist d.Wordt bij voorkeur chirurgisch behandeld c. wordt vaak gemist
1.De glandula parotis produceert meer dan 50% van het speeksel a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.De glandula parotidae produceren minder dan 50% van de speekselproductie a.Juist b.Onjuist a. Juist
1.Een voetballer komt bij de arts nadat hij een bal op zijn oor heeft gehad. De arts ontdekt dat er vloeistof uit zijn oor stroomt. Wat is dit voor vloeistof? a.Endolymfe b.Perilymfe c.Liquor b. Perilymfe
1.Wat is de volgorde van de gehoorbeentjes, gezien vanaf het trommelvlies a.Malleus, incus, stapes b.Incus, stapes, malleus c.Stapus, malleus, incus a. MIS
1.Patiƫnt kan na keelontsteking stemgeluid niet meer terugvinden, dit heet: a.Constitutionele spraakstoornis b.Habituele dysfonie b. HAbituele dysfonie
1.Waar blijft een visgraat niet vastzitten a.Epiglottis b.Tongbasis c.Valleculae d.Tonsillen a. Epiglottis
1.De benige structuur die je door het trommelvlies kunt zien is: a.de nijptang b.de hamersteel c.de stapes d.de incus b. malleus
1.Leukoplakie op de stembanden wijst het vaakst op: a.Verminderde differentiatie van het epitheel b.Maligne ontaarding a. verminderde differentiatie van het epitheel
1.Het beleid bij een peritonsillaire abces: a.Incideren en draineren b.Antibiotica a. incideren en draineren
1.Behandeling van een stabiele pertrochanterfractuur a.Dynamische heupschroef b.Drie gecanuleerde schoeven c.Elastische heupbandage ofzoiets a. dynamische heupschroef
1.Hoe noem je een niet-genezen fractuur? a.Non-union b.Mal-union c.Delayed-union a. non-union
1.Hoeveel heupfracturen per jaar in Nederland a.5000 b.10.000 c.15.000 d.20.000 d. 20.000
1.Welk percentage overlijdt aan heupfractuur binnen 1 jaar? a.15% b.25% c.35% d.50% b.25%
1.Meest voorkomende fractuur van de voet a.Talus b.Calcaneus c.Os naviculare b. calcaneus
1.Welke spier zit aan de dorsale zijde van het onderbeen? a.M. semitendinosus b.M. soleus c.M. extensor hallucis longus d.M. fibularis b. m. soleus
1.Hoeveel handwortelbeentjes (ossa carpi)? a.6 b.7 c.8 d.9 c. 8
1.Hoeveel phalangeale botten (ossa digitorum / antetarsus)? a.5 b.7 c.14 d.19 c. 14
1.Achillespees hoort bij welke spier? a.M. Gastronemicus b.M. Tibialis anterior c.M. Tibialis posterior d.M. flexor hallucis longus a. gastrocnemicus
1.Een Charcot-voet ontstaat bij: a.Neuropathische desintegratie van het voetskelet b.Valgusstand van de voet c.Metatarsalgie d.Artritis van de MTP-gewrichten a. neuropatische desintregratei
1.Neuralgie van Morton zit in de a.Hand b.Voet c.Pols d.Been b. Voet
1.M. peroneus (m. fibularis longus) zit in: a.Het onderbeen b.De arm c.De voet a. het onderbeen
1.Welk onderzoek is het minst bijdragend bij een acute knie? a.Rƶntgen diagnostiek b.Lichamelijk onderzoek c.Punctie van de knie d.Herbeoordeling in 3 dagen b. LO
1.Wat soort fractuur heeft een skiƫr? a.Torsie b.Avulsie c.Angulatie d.Compressie a. Torsie
1.Bij het verzwikken van de enkel treedt er zelden een ruptuur op van het ligament: a.Calcaneofibulaire b.Voorste laterale enkelband c.Achterste laterale enkelband c. achterste laterale enkelband
1.Ottawa ankle rules, er is geen drukpijn op de mediale malleolus, moet er nu een foto worden gemaakt? a.Ja b.Nee b. Nee
1.Bij een contusie is er net zoals bij een rotatie sprake van een indirect trauma a.Juist b.Onjuist b. Onjuist
1.Contusie is in tegenstelling tot een distorsie een gevolg van direct inwerkend geweld a.Waar b.Niet waar a. Waar
1.Welke band in de enkels is het vaakst aangedaan bij letsels? a.Ligamentum talofibulare posterius b.Ligamentum talofibulare anterior c.Ligamentum calcaneo fibulare d.Mediale banden b. talofibulare anterior
1.Een vrouw van 55 valt van haar fiets op haar pols die zich in pronatiestand bevindt. Wat is het letsel? a.Scaphoidfractuur b.Distale radius fractuur c.Distale ulna fractuur b. distale radiusfractuur
1.Bij welke breuk is het Jones fractuur a.Metatarsa 2 b.Metatarsa 3 c.Metatarsa 4 d.Metatarsa 5 d. MT5
1.Behandeling van compartimentsyndroom a.4 loge fasciotomie b.Fasiectomie met hechten c.Benen omhoog en drukverband a. 4-loge fasciotomie
1.Meest waarschijnlijk plek van osteoporotische breuk a.Wervels b.Collum c.Radius distaal a. Wervels
Hoeveel procent van de mensen met een Belse paralyse herstelt zonder restverschijnselen? a.20 % b.30% c.70% d.85% c. 70%
1.Oorzaak epistaxis: a.Uitdroging neusslijmvlies door neusspray b.ā€¦ c.Bij jonge kinderen vooral door bloeding uit de plexus van Kieselbach. c. plexus Kiesselbachi
1.De test van Buerger is een test voor: a.Arteriƫle insufficiƫntie b.Veneuze insufficiƫntie a. arteriƫle insufficiƫntie
1.Wat past bij arteriƫle insufficientie? a.Bij optillen van de voet wordt deze wit, bij afhangen rood b.Afhangen van de voet is pijnlijk c.Bij afhangen van de voet wordt deze wit a. Depending rubor
De ductus nasolacrimalis mondt uit in: a. concha inferior b. concha superior a. concha inferior
Het ligamentum teres hepatis is een overblijfsel uit de navelstreng van: a. Vena umblicalis b. Arteria umblicalis c. Ductus umblicalis a. vena umbilicalis
Wat gebeurt er met de EAI bij een obstructie van de a. brachialis bijderzijds? a. Hoger b. Lager a. Hoger (de arm-druk is immers erg laag)
Is er sprake van SIRS bij de volgende patient: temp 39, leukocyten 3.0 x 10-9 en ademfrequentie 18/min, pols 80. a. Juist b. Onjuist a. Juist
Wat is de grampositieve bacterie? a. Salmonella b. clostridium c. E. coli d. Legionella b. clostridium
EAI van 0,9. Is de oorzaak hier altijd van atherosclerose a. Juist b. Onjuist b. Onjuist
Wat gebeurt er met de druk in het binnenoor bij afsluiting van de buis van Eustagius a. Hoger b. Lager a. Hoger
16. Welke kleur heeft de huid bij de ziekte van Raynaud: a. Wit, blauw, rood b. Rood, blauw, wit c. Blauw, wit, rood a. wit, blauw, rood
Wat is secundaire raynaud? Een fenomeen van Raynaud, dat het gevolg is van een onderliggende aandoening. Is er geen verklarende aandoening, dan spreekt men van de ziekte van Raynaud.
Bij verdenking op een DVT wordt er met echo gekeken. Hierbij is de vene nog wel comprimeerbaar en de arterie niet. Wordt de diagnose DVT hierdoor bevestigd? a. Ja b. Nee b. Nee (dan zou het om een niet-comprimeerbare vene moeten gaan)
Behandeling bij bevestigd appendicitis acuta altijd behandelen met operatie a. Juist b. Onjuist b. Onjuist
Waar mond de buis van Eustachius uit: a. Nasofarynx b. Orofarynx a. Nasofarynx
Het CRP is bij een patient < 5 (n= 0-5) na 48 uur. Is appendicitis nog waarschijnlijk? a. Juist b. Onjuist b. Onjuist
Wat doe je bij een ontstoken necrotiserende pancreatitis a. Drainage b. Pancrectomie c. ERCP a. Drainage
Wat is het meest sensitieve en specifieke onderzoek voor het aantonen van appendicitis? a. Echo b. CT c. X-BOZ b. CT. echografie eerste keuze, CT bij twijfel.
Patient met nachtelijke pijn en niet genezende ulcera been. Fontaine stadium a. Fontaine I b. Fontaine II c. Fontaine III d. Fontaine IV d. Fontaine IV
Hoe kan je onderscheid maken tussen een mediale en een laterale liesbreuk? a. Lig. Van poupart b. Epigastrische vaten c. Rectus femoris b. epigastrische vaten
Kindje met een liesbreuk. Wat is de minst waarschijnlijke breuk? a. Lateraal b. Mediaal c. Femoraal c. Femoraal. Meeste liesbreuken bij kinderen worden veroorzaakt door open processus vaginalis en zijn bijna altijd lateraal, soms mediaal. Femoraal betreft 5% v d gevallen. 10 x zo vaak bij jongetjes als bij meisjes, 60% van de gevallen rechts.
Wat is waar over een ingeklemde liesbreuk: a. Dit is een indicatie voor een spoed OK b. Je mag na OK niets tillen a. beklemde breuk is altijd spoedindicatie voor chirurgie.
Patient met zwarte galstenen. Wat is de oorzaak van deze stenen: a. Crohn b. CU c. Hemolyse d. Hypercholesterolemi c. hemolyse
Waar zitten varices het vaakste a. Antero-lateraal b. Antero-mediaal c. Postero-mediaal d. Postero-lateraal c Postero-mediaal
Welk symptoom past niet bij galsteenlijden a. Zuurbranden b. Misselijkheid c. Braken d. Koliekpijn a. Zuurbranden
Audiogram met dip op 4000hz a. Lawaaidoofheid b. Perceptieverlies c. Geleidingsverlies a. Lawaaidoofheid
Zwelling van het scrotum van een kind. Met licht door te schijnen. Niet reponeerbaar: a. Liesbreuk b. HydrokĆØle c. Communucerend hydrokĆØle b. HydrokĆØle
Waar komen de anale fissuren het vaakste voor a. Achterkant b. Voorkant c. Lateraal a. Klassiek is in de mediaanlijn, posterior. Laterale of multipele fissuren zijn aanleiding voor nader onderzoek naar onderliggende morbiditeit.
Kan je hemorroĆÆden voelen bij RT? a. Juist b. Onjuist b. Inwendige hemorroĆÆden zijn vaak niet te voelen omdat deze zacht zijn.
Een patient kan op de wc na de ontlasting de hemmoroiden terug duwen, maar ze komen er gelijk weer uit. Welk stadium is dit: a. I b. II c. III d. IV c. III
Wat past niet bij de triade van Virchov bij DVT a. Stase b. Hyper coagulatie c. Hypertensie d. Epitheelschade c. Hypertensie
Welke maligniteit ontstaat vanuit epitheelweefsel a. Blastoom b. Adenoom c. Sarcoom d. Kiemcel b. Adenoom
Wat is er niet juist bij een compartimentsyndroom a. Geen pulsaties b. Pijn bij spierrekking c. Paresthesieƫn d. Spierzwakte a. Geen pulsaties Van de 5 P's zijn pijn en paresthesieƫn de meest betrouwbare zijn. De pijn is constant, maar erger bij spierrekking. afwezigheid van pulsaties ziet men in de praktijk maar weinig, maar kan ook voorkomen.
Welke arterie verzorgd het grootste gedeelte van de darm a. A. mesenterica superior b. A. mesenterica inferior c. A. coeliacus a. SMA
Wat zijn de klachten bij beiderzijdse uitval van de n. laryngeus. a. Stridor, dyspnoe, normale stem. a. dat dus
Welk orgaan ligt niet retroperitoneaal a. Jejunum b. Colon c. Duodenum a. Jejunum
Welk orgaan ligt retroperitoneaal a. Pancreas b. Milt c. Lever d. Alles a. Pancreas (de staart, althans)
Bij een patiĆ«nt met verdenking op appendicitis wordt een laparoscopie gedaan. Hier wordt een meckelā€™s divertikel gevonden. Wat te doen met de appendix a. Alsnog weghalen b. Laten zitten a. Alsnog weghalen
Wat is de cochlea a. Middenoor b. Evenwichtsorgaan c. Binnenoor c. binnenoor
Hoeveel halfcirkelvormige kanalen zijn er per oor a. 1 b. 2 c. 3 d. 4 c. 3
Wat is de functie van de utriculus: a. Hoekversnelling b. Horizontale verplaatsing c. Verticale verplaatsing b. Horizontale verplaatsing
Uit welke sinus ontstaat cellulitis orbita het meest vaak: a. Frontalis b. Etmoidalis c. Maxilaris b. Ethmoidalis
Wat is een Galeazzi fractuur a. Fractuur radius met luxatie v distale radio-ulnaire gewricht a. dat dus
Na pancreatitis blijven vaak restverschijnselen over zoals DM. a. Waar b. Niet waar b. Niet waar
Waar komt de stapes tegenaan? a. Ovale venster b. Ronde venster a. Ovaal Stapes vormt verbinding tussen trommelvlies en ovaal venster
Wat doe je bij verdenking strangulatie? Stond er toch ook in? a. CT b. X-boz c. MRI b. X-BOZ (staand, bij voorkeur)
Wat is de eerste symptoom van een coloncarcinoom in het colon ascendens. a. Obstipatie b. Helderrood bloedverlies c. Anemie c. Anemie
Welke OK meer kans op strengvorming? a. In de bovenbuik b. In de onderbuik b. Onderbuik
Wat is geen verschijnsel van laryngitis subglottica? a. Hoge koorts b. Heesheid c. Stridor a. Hoge koorts
Wat gebeurt er met de druk in het binnenoor bij afsluiting van de buis van Eustachius a. Hoger b. Lager a. Hoger
Late bijwerking chemo Cardiomyopathie
Misselijkheid bij appendicitis ontstaat: a. voorafgaand aan de pijn b. volgend op de pijn b. Misselijkheid en braken ontstaat doorgaans pas na migratie van de pijn naar de rechter onderbuik.
Created by: 820740759
Popular Surgery sets

 

 



Voices

Use these flashcards to help memorize information. Look at the large card and try to recall what is on the other side. Then click the card to flip it. If you knew the answer, click the green Know box. Otherwise, click the red Don't know box.

When you've placed seven or more cards in the Don't know box, click "retry" to try those cards again.

If you've accidentally put the card in the wrong box, just click on the card to take it out of the box.

You can also use your keyboard to move the cards as follows:

If you are logged in to your account, this website will remember which cards you know and don't know so that they are in the same box the next time you log in.

When you need a break, try one of the other activities listed below the flashcards like Matching, Snowman, or Hungry Bug. Although it may feel like you're playing a game, your brain is still making more connections with the information to help you out.

To see how well you know the information, try the Quiz or Test activity.

Pass complete!
"Know" box contains:
Time elapsed:
Retries:
restart all cards