click below
click below
Normal Size Small Size show me how
B1: Ecosystemen
Biologie: B1 - Ecosystemen
| Question | Answer |
|---|---|
| Ecosysteem | Gebied met een bepaald milieu (abiotische factoren) met alle daarin levende organismen (biotische factoren). |
| Niche (Nis) | De rol die een soort in een ecosysteem heeft. |
| Habitat | De leefomgeving van een organisme. |
| Levensgemeenschap | Alle organismen samen in een ecosysteem vormen een levensgemeenschap. |
| Populatie | Groep individuen van één soort die zich onderling kunnen voortplanten. |
| Voedselweb | Bestaat uit alle voedselketens in een gebied |
| Voedselketen | Plant (producent) --> Planteneter (consument 1e orde) --> Vleeseter (consument 2e orde). |
| Tolerantiegebied | Iedere soort heeft voor een abiotische factor zijn kenmerkende tolerantiegebied. |
| Tolerantiegrenzen | Bepalen het verspreidingsgebied (= gebied waar soort voorkomt) van een soort. |
| Optimumkromme | Voor elke abiotische factor bestaat een minimumwaarde en een maximumwaarde |
| Beperkende factor | De abiotische factor waarvan de waarde het verst weg ligt van de optimumwaarde. |
| Microklimaat | Klimaat op de plaats van het organisme. |
| Concurrentie | Competitie om leefgebied (territorium), voedsel en zonlicht (bij planten). |
| Voortplantingsrelatie | Voortbestaan van de soort. Paarvorming |
| Voedselrelatie | Predatie Doden van dieren voor voedsel. |
| Voortplantingsrelatie | Insectenbloemen zijn afhankelijk van dieren voor de verspreiding van stuifmeel. |
| Symbiose | Het samenleven van twee soorten. |
| Mutualisme | Beide organismen hebben voordeel. |
| Commensalisme | De een heeft voordeel, de ander geen nadeel. |
| Parasitisme | De een heeft voordeel (parasiet), de ander nadeel (gastheer). |