click below
click below
Normal Size Small Size show me how
Biologie
| Question | Answer |
|---|---|
| Osmotische waarde | Concentratie van een opgeloste stof, hoge osmotische waarde betekent een hoog aantal opgeloste stoffen |
| Hypertonische oplossing | Sterk geconcentreerde oplossing (meer opgeloste deeltjes per liter dan een andere oplossing) |
| Hypotonische oplossing | Minder geconcentreerde oplossing (minder opgeloste deeltjes per liter dan een andere oplossing) |
| Amyloplasten | Zetmeelkorrels |
| Houtvaten functie | Vervoeren van vloeistof vanuit de wortel naar de bovengrondse plantendelen stroomt |
| Bastvaten functie | Transport naar de wortel |
| Autotroof | Maken van organische stoffen |
| Heterotroof | Afhankelijk van andere organisme voor het krijgen van organische stoffen. |
| Klievingsdelingen | Eerste delingen van een embryo waarbij geen celgroei plaatsvindt |
| Abiotische factoren voorbeelden | wind, water |
| Diploïde cel | 2n, chromosomen zijn in paren aanwezig |
| Haploïde cel | n, chromosomen zijn enkel aanwezig |
| Crossing-over | Uitwisseling van homologe delen van twee homologe chromosomen tijdens meiose 1, hierdoor neemt de genetische diversiteit toe. |
| Non-disjunctie | Het niet uit elkaar gaan van de chromatiden van een chromosoom tijdens mitose of meiose II van de homologe chromosomen tijdens de meiose I. |
| Onslachtelijke voortplanting kenmerk | Nakomelingen zijn uniek aan de ouders. |
| Raszuiver | Groep van dieren die homozygoot zijn voor de voor het ras kenmerkende eigenschappen, ontstaan doordat twee ouders beide raszuiver zijn. |
| Primaire structuur eiwit | Volgorde van de aminozuren, bepaalt door de erfelijke code |
| Secundaire structuur eiwit | Ruimtelijke spiraalvorm, ontstaaat door H-bruggen |
| Tertiaire structuur | driedimensionale vouwpatroon van de deels gespiraliseerde polypeptideketen, ontstaat door bindingen tussen bepaalde restgroepen, H en S bruggen en ionbindingen |
| Quaternaire structuur | opbouw uit meerdere (soms) verschillende polypeptideketens |
| cDNA | copy of complement DNA, wordt experimenteel verkregen door transcriptie van mRNA |
| pepsinogeen | Wordt afgegeven door de maagwand en wordt door zoutzuur geactiveerd tot pepsine (verteert eiwitten) |
| Trypsinogeen | Door de alvleesklier afgegeven, geactiveerd in de dunne darm door enterokinase, verteert eiwitten |
| Abiogenese | theorie over ontstaan van leven uit levenloze materie |
| reproductieve isolatie | Het niet voorkomen van voortplanting is een populatie doordat deze langere tijd van de soort gescheiden wordt. |
| allopatrische soortvorming | het gescheiden raken van organismen door geografische veranderingen waardoor door mutaties organismen van hetzelfde soort minder op elkaar gaan lijken. |
| sympatrische soortvorming | mutaties die ontstaan in foutieve mitose- of meiose delingen zorgen voor veranderingen in het gedrag. |
| gene flow | Het uitwisselen van genen tussen twee (naburige) populaties |
| Fitness | Fitness is de geschiktheid van een individu of genotype om zich binnen een bepaalde omgeving voort te planten |
| Genetic drift | Genetische drift zijn toevallige fluctuaties in de samenstelling van allelen in een populatie, bijv. flessenhals effect en founder effect |
| Flessenhalseffect | Het kleiner worden van de genenpool waardoor bepaalde genen die in de oorspronkelijke populatie weinig voorkamen nu relatief veel voorkomen |
| Founder effect | Als zeldzame genen toevallig veel voorkomen bij pioniers die afgescheiden een nieuwe populatie opbouwen waardoor het gen ineens niet meer zeldzaam is. |