Save
Busy. Please wait.
Log in with Clever
or

show password
Forgot Password?

Don't have an account?  Sign up 
Sign up using Clever
or

Username is available taken
show password


Make sure to remember your password. If you forget it there is no way for StudyStack to send you a reset link. You would need to create a new account.
Your email address is only used to allow you to reset your password. See our Privacy Policy and Terms of Service.


Already a StudyStack user? Log In

Reset Password
Enter the associated with your account, and we'll email you a link to reset your password.
focusNode
Didn't know it?
click below
 
Knew it?
click below
Don't Know
Remaining cards (0)
Know
0:00
Embed Code - If you would like this activity on your web page, copy the script below and paste it into your web page.

  Normal Size     Small Size show me how

oww

Ongelrematige werkwoorden

infinitifimppptraduction
verbe ij imp ee Ge+imp trad
Begrijpen begreep- begrepen begrepen Comprendre
Bijten beet gebeten mordre
Blijken bleek - bleken gebleken s’averer
Blijven bleef - bleven gebleven (zijn) Rester
Glijden gleed - gleden gegleden glisser
Grijpen greep - grepen gegrepen saisir
Kijken keek- keken gekeken Regarder
Krijgen kreeg - kregen gekregen recevoir
Lijden leed - leden geleden souffrir
Lijken leek - leken geleken (res)sembler
Rijden reed- reden gereden Conduire
Rijzen rees - rezen gerezen s’élever
Schrijven Schreef- Schreven geschreven Ecrire
Snijden sneed - sneden gesneden couper
Stijgen steeg-stegen gestegen monter
Verdwijnen verdween - verdwenen verdwenen disparaitre
Wijzen wees- wezen gewezen Montrer
Zijn was- waren geweest être
Zwijgen zweeg - zwegen gezwegen se taire
in/im -> on/om ge+imp trad
Beginnen begon(nen) begonnen (zijn) Commencer
Drinken dronk(en) gedronken Boire
Dwingen dwong(en) gedwongen forcer
Glimmen glom(men) geglommen reluire
Klimmen klom(men) geklommen Grimper
Sringen sprong(en) gesprongen Sauter
Stinken stonk(en) gestonken puer
Vinden vond(en) gevonden trouver
Winnen won(nen) gewonnen Gagner
Zingen zong(en) gezong Chanter
Zinken zonk(en) gezonken s’enfoncer
inf i, ie,a,o,e Ge+inf trad
Gaan ging(en) gegaan Aller
Dragen droeg(en) gedragen porter
Eten at(en) gegeten manger
Genezen genas - genazen genezen guérir
Geven gaf - gaven gegegven Donner
Hangen hing(en) gehangen Pendre
Heten Heette(n) geheten S'appeler
Houden hield(en) gehouden tenir
Komen Kwam(en) gekomen (zijn) Venir
Lachen lachte(en) gelachen rire
Laten Liet(en) gelaten Laisser
Lezen Las- lazen gelezen Lire
Lopen liep(en) gelopen Marcher
Moeten moest(en) gemoeten Devoir
Raden raadde - geraden deviner
Roepen Riep(en) geropen Crier
Scheiden scheidde - gescheiden séparer
Slapen sliep(en) geslapen Dormir
Staan Stond(en) gestaan Etre debout, se trouver
Vallen viel(en) gevallen Tomber
Vangen ving(en) gevangen attrapper
Vergeten vergat(en) vergeten oublier
Wassen waste(n) gewassen laver
Weten wist(en) geweten Savoir
Worden werd(en) geworden (zijn) Devenir
Zien zag(en) gezien Voir
verbe e,ie,ui imp o,a,ie pp en o trad
Bevelen beval(en) bevolen ordonner
Breken brak(en) gebroken Casser
Helpen Hielp(en) geholpen Aider
Nemen Nam(en) genomen Prendre
Sprekken sprak(en) gesproken Parler
Schelden schold(en) gescholden injurier
Schenken schonk(en) geschonken verser,donner
Scheren schoor-schoren geschoren raser
Smelten smolt(en) gesmolten fondre
Spreken sprak(en) gespoken parler
Stelen stal(en) gestolen voler(dérober)
Sterven stierf-stierven gestorven mourir
Trekkken trok(ken) getrokken tirer(pull)
Vechten vocht(en) gevochten se battre
Vertrekken vertrok-ken Vertrokken (zijn) Partir
Werpen wierp(en) geworpen jeter
Zenden Zond(en gezonden Envoyer
Zwemmen Zwom-men gezwommen Nager
Bieden bood-boden geboden offrir
Bedriegen bedroog - Bedrogen bedrogen tromper
Genieten genoot-genoten genoten jouir
Kiezen koos-kozen gekozen Choisir
Liegen loog-logen gelogen mentir
Schieten schoot-schoten geschoten tirer(arme)
Verliezen verloor-verloren verloren perdre
Vliegen vloog-vlogen gevlogen voler(fly)
Vriezen vroor gevroren geler
Buigen boog-bogen gebogen plier
Duiken dook-doken gedoken plonger
Fluiten floot-floten gefloten siffler
Schuiven schoof-schoven geschoven glisser
Sluiten sloot-sloten gesloten fermer
Kruipen kroop-kropen gekropen ramper
Ruiken rook-roken geroken sentir
verbe imp cht ge+imp trad
Bidden bad(en) gebeden prier
Brengen bracht(en) gebracht Apporter
Bezoeken bezocht(en) bezocht Visiter
Denken Dacht(en) gedacht Penser
Doen Deed- deden gedaan Faire
Hebben had- den gehad Avoir
Kopen kocht(en) gekocht Acheter
Kunnen kon-konden gekund pouvoir(capacité)
Liggen lag(en) gelegen être couché
Mogen mocht(en) gemocht-oogd pouvoir(permission)
Scheppen schiep(en) geschapen créer
Vragen vroeg(en) gevraagd demander
Willen wilde(n):wou(den) gewild vouloir
Zoeken zocht(en) gezocht Chercher
Created by: nono2804
Popular Dutch sets

 

 



Voices

Use these flashcards to help memorize information. Look at the large card and try to recall what is on the other side. Then click the card to flip it. If you knew the answer, click the green Know box. Otherwise, click the red Don't know box.

When you've placed seven or more cards in the Don't know box, click "retry" to try those cards again.

If you've accidentally put the card in the wrong box, just click on the card to take it out of the box.

You can also use your keyboard to move the cards as follows:

If you are logged in to your account, this website will remember which cards you know and don't know so that they are in the same box the next time you log in.

When you need a break, try one of the other activities listed below the flashcards like Matching, Snowman, or Hungry Bug. Although it may feel like you're playing a game, your brain is still making more connections with the information to help you out.

To see how well you know the information, try the Quiz or Test activity.

Pass complete!
"Know" box contains:
Time elapsed:
Retries:
restart all cards