click below
click below
Normal Size Small Size show me how
Groep 6 Thema 1
Tegenstellingen (week 3)
woord | omschrijving |
---|---|
overtuigen | Iemand met argumenten duidelijk maken dat iets waar is of het beste is. |
de opvatting | Een opvatting is hetzelfde als een mening. |
de reden | Als je vertelt waarom je iets zegt of doet. |
het betoog | Verhaal met argumenten waarmee je anderen wilt overtuigen. |
vindingrijk | Iemand die vindingrijk is, heeft veel ideeën. |
fantasieloos | Iemand die fantasieloos is, heeft weinig ideeën. |
de instelling | Manier van denken en doen. Vb: Een goede manier van denken en doen op school hebben. |
redelijk | Niet goed en niet slecht, maar er tussenin. |
uiteraard | Natuurlijk. |
verbluft | Heel erg verbaasd. |
nee heb je, ja kun je krijgen | Als je vindt dat iemand iets wat hij graag wil, gewoon moet proberen te krijgen. |
de keel schrapen | Een beetje hoesten voordat je gaat praten. |
gerimpeld | Met rimpels. Vb: Een gerimpeld voorhoofd. |