Save
Upgrade to remove ads
Busy. Please wait.
Log in with Clever
or

show password
Forgot Password?

Don't have an account?  Sign up 
Sign up using Clever
or

Username is available taken
show password


Make sure to remember your password. If you forget it there is no way for StudyStack to send you a reset link. You would need to create a new account.
Your email address is only used to allow you to reset your password. See our Privacy Policy and Terms of Service.


Already a StudyStack user? Log In

Reset Password
Enter the associated with your account, and we'll email you a link to reset your password.
focusNode
Didn't know it?
click below
 
Knew it?
click below
Don't Know
Remaining cards (0)
Know
0:00
Embed Code - If you would like this activity on your web page, copy the script below and paste it into your web page.

  Normal Size     Small Size show me how

SP-syl SER en ESTAR

Syllabus 'drie onderwerpen', p. 1-4

ZinVorm van SER of ESTAR
El señor García [----] professor. es [subject is element/deelverzameling van het predicaat]
El [----] en la clase con nosotros. está [subject bevindt zich in een toestand, omstandigheden, bui, humeur etc. aangegeven door het predicaat]
Tú [----] Cubano. eres [subject is element/deelverzameling van het predicaat]
Nosotros [----] contentos con las clases. estamos [subject bevindt zich in een toestand, omstandigheden, bui, humeur etc. aangegeven door het predicaat]
El clima de Bogotá [----] muy húmedo. es [categorie van vochtige klimaten]
El señor Rivas [----] en el hospital. está [subject bevindt zich in een toestand, omstandigheden, bui, humeur etc. aangegeven door het predicaat]
¿El [----] médico o abogado? es [subject is element/deelverzameling van het predicaat]
Yo [----] amigo del gerente. soy
Las noches [----] largas en invierno. son
San José [----] la capital de Costa Rica. es
El domingo [----] día de fiesta. es
Juan [----] hermano del jefe de policía. es
Ellos [----] muy estudiosos. son
La puerta [----] abierta. está [subject bevindt zich in een toestand, omstandigheden, bui, humeur etc. aangegeven door het predicaat]
El professor [----] enfermo hoy. está [subject bevindt zich in een toestand, omstandigheden, bui, humeur etc. aangegeven door het predicaat]
Yo [----] veterano de la guerra. soy
El perro [----] un amigo fiel del hombre. es
Los zapatos de Juan [----] muy sucios. están
La comida [----] muy buena hoy. está [subject bevindt zich in een toestand, omstandigheden, bui, humeur etc. aangegeven door het predicaat]
Juan [----] en el jardín. está [1. koppelwerkwoord; 1a. subject bevindt zich in een ruimte, aangegeven door het predicaat]
Mi bicicleta [----] allí. está [1. koppelwerkwoord; 1a. subject bevindt zich in een ruimte, aangegeven door het predicaat]
[Nosotros] [----] en el siglo XX. estamos [1. koppelwerkwoord; 1b. subject bevindt zich in een tijd, aangegeven door het predicaat]
[Nosotros [----] a principios de agosto. estamos [1. koppelwerkwoord; 1b. subject bevindt zich in een tijd, aangegeven door het predicaat]
Juan [----] alegre. está [1. koppelwerkwoord; 1c. subject bevindt zich in een toestand, omstandigheden, bui, humeur etc. aangegeven door het predicaat]
La pobre [----] que no sabe qué hacer. está [1. koppelwerkwoord; 1c. subject bevindt zich in een toestand, omstandigheden, bui, humeur etc. aangegeven door het predicaat]
[Ellos] [----] comiendo. están [2. estar + gerundio; 2a. bezig zijn met een handeling]
¿Dónde [----] el libro? está [subject bevindt zich in een ruimte, aangegeven door het predicaat]
El estribo [----] muy alto para la pobre anciana. está [subject bevindt zich in een ruimte, aangegeven door het predicaat]
¿[----] Antonio? No, ha salido. está [subject bevindt zich in een ruimte, aangegeven door het predicaat]
Los precios [----] por las nubes. está [subject bevindt zich in een ruimte, aangegeven door het predicaat]
Naivida ya [----] cerca. está [subject bevindt zich in een tijd, aangegeven door het predicaat]
[----] a punto de llegar. están [subject bevindt zich in een tijd, aangegeven door het predicaat]
[----] loco, Livinio, Siempre lo has estado. estás [subject bevindt zich in een toestand, omstandigheden, bui, humeur etc. aangegeven door het predicaat]
¿Cómo [----] usted? [----] bien, gracias. está/estoy [subject bevindt zich in een toestand, omstandigheden, bui, humeur etc. aangegeven door het predicaat]
[----] muy vieja, la pobre. está [subject bevindt zich in een toestand, omstandigheden, bui, humeur etc. aangegeven door het predicaat]
Nos [----] acercando a la puerto principal. estamos [gerundio, bezig zijn met een handeling]
Se [----] haciendo tarde. está [gerundio, aan de gang zijn van een proces]
Eso no [----] [futuro] será [zelfst. ww.: bestaan, gebeuren, plaatsvinden, zich afspelen, gehouden worden]
No quiero [----] el jefe de este departamento. ser [subject wordt door het predicaat geidentificeerd]
(Nosotros) [...] esperando [imperfecto van estar] estábamos [2. Estar+gerundio; 2a. bezig zijn met een handeling]
(Nosotros) [...] jugando hasta las diez [definido van estar] estuvimos [2. Estar+gerundio; 2a. bezig zijn met een handeling]
(Nosotros) [...] escribiendo el día entero [futuro van estar] estaremos [2. Estar+gerundio; 2a. bezig zijn met een handeling]
La casa [...] desmoronándose [collapse] está [2. Estar+gerundio; 2b. aan de gang zijn van een proces]
[...] envejeciendo está [2. Estar+gerundio; 2b. aan de gang zijn van een proces]
La reunión [...] a las cinco es [1.Ser als zelfst. ww; 1a. predikaat in betekenis bestaan, gebeuren, plaatsvinden, zich afspelen, gehouden worden]
La reunión [...] en el aula 3223 es [1.Ser als zelfst. ww; 1a. predikaat in betekenis bestaan, gebeuren, plaatsvinden, zich afspelen, gehouden worden]
La escena [...] en París es [1.Ser als zelfst. ww; 1a. predikaat in betekenis bestaan, gebeuren, plaatsvinden, zich afspelen, gehouden worden]
Ustedes [----] muy amables. son [beleefd: altijd SER)
Created by: peerke
Popular Spanish sets

 

 



Voices

Use these flashcards to help memorize information. Look at the large card and try to recall what is on the other side. Then click the card to flip it. If you knew the answer, click the green Know box. Otherwise, click the red Don't know box.

When you've placed seven or more cards in the Don't know box, click "retry" to try those cards again.

If you've accidentally put the card in the wrong box, just click on the card to take it out of the box.

You can also use your keyboard to move the cards as follows:

If you are logged in to your account, this website will remember which cards you know and don't know so that they are in the same box the next time you log in.

When you need a break, try one of the other activities listed below the flashcards like Matching, Snowman, or Hungry Bug. Although it may feel like you're playing a game, your brain is still making more connections with the information to help you out.

To see how well you know the information, try the Quiz or Test activity.

Pass complete!
"Know" box contains:
Time elapsed:
Retries:
restart all cards