click below
click below
Normal Size Small Size show me how
SBMS
| Question | Answer |
|---|---|
| SIRS criteria | SIRS indien voldaan aan 2 of meer criteria: Temperatuur: >38C of <36C Tachycardie: >90/min Tachypneu: >20/min of PCO2 <4.2 kPa Leukocyten: >12x109 of <4x109 of >10% staafkernigen |
| 18-jarig meisje, algehele malaise sinds een aantal dagen, temperatuur 37,5C, hartfrequentie 92/min, ademhalingsfrequentie 21/minuur. Is er sprake van SIRS? | Ja, gezien 2 SIRS criteria, namelijk: Tachycardie: >90/min Tachypneu: >20/min of PCO2 <4.2 kPa |
| Hulpademhalingsspieren | Musculus sternocleidomastoideus Musculus scaleni Musculi pectorales Neusvleugelspieren |
| Bij welke systolische druk verdwijnen de pulsaties van de arteria radialis? | systole <80mmHg |
| Normale capillary refill time (CRT) | CRT < 2 seconden |
| Glasgow Coma Scale: E | 4: Opent ogen spontaan 3: Opent ogen op aanspreken 2: Opent ogen op pijnprikkel 1: Opent ogen niet |
| Glasgow Coma Scale: M | 6: Voert eenvoudige opdracht uit 5: Lokaliseert een pijnprikkel 4: Normale flexie op pijnprikkel 3: Abnormaal buigen op pijnprikkel (decorticatie) 2: Extensie op pijnprikkel (decerebratie) 1: Geen reactie op pijnprikkel |
| Glasgow Coma Scale: V | 5: Georiënteerd in tijd, plaats en persoon 4: Conversatie mogelijk, doch verward 3: Spreekt, maar geen conversatie mogelijk 2: Kreunt alleen 1: Geen verbale uitingen |
| Patient reageert niet op aanspreken, bij toedienen van een pijnprikkel opent hij zijn ogen, slaat hij je arm weg en kreunt. Wat is zijn EMV? | E = 2 M = 5 V = 2 |
| Wanneer moet je het CWK stabiliseren? | (Verdenking) trauma Syndroom van Down Spondylitis ankylopoetica Reumatoide artritis |
| Bij welke arteriële saturatie treedt cyanose op? | Cyanose vanaf saturatie <85% |
| Bij welke saturatie en oxyhemoglobinegehalte wordt volledige cyanose gezien? | Volledige cyanose vanaf zuurstofsaturatie <67% Deoxyhemoglobine spiegel 3,1 mmol |
| Patient heeft een ademhalingsfrequentie van 9/minuut, is ventilatoire ondersteuning geïndiceerd? | Ja, bij een bradypnoe <10/min is een indicatie voor ventilatoire ondersteuning |
| Hoeveel is de FiO2 bij een NRM 12-15 O2/min? | FiO2 bij NRM (12-15 L/min) = max 85% |
| Hoeveel is de FiO2 bij een venturi-masker 12-15 L O2/min | FiO2 bij venturi-masker (12-15 L/min) = max 24-60% |
| Hoeveel is de FiO2 bij een neusbril met O2 | FiO2 bij een neusbril = 24-45% |
| Behandeling spanningspneumothorax | 1. Naaldthoracocentese met minimaal 16G naald in de 2e ICR midclaviculair, aspirerend inbrengen over de rib. 2. Verwijderen naald en achterlaten canule. 3. Aanleggen i.v. toegang en plaatsen thoraxdrain |
| Behandeling bronchospasme | Vernevelen met salbutamol (2,5 mg = 0,5 ml) + ipratropriumbromide (500 µg = 2 mL) of; Vernevelen met combipreparaat (Ipramol) Bij anafylactische bronchospasmen adrenaline 0,5 mg i.m. |
| Behandeling longoedeem | Indien systole >100 mmHg : Furosemide 80 mg i.v. + nitraten sublinguaal + NIV met PEEP (CPAP) |
| Pulseoximetrie foutieve uitslagen door technische factoren | Verkeerde plaatsing Bewegingsartefacten bij rillen of insulten Omringen licht zoals intens daglicht, fluorescerend of infrarood Elektromagnetische straling |
| Pulseoximetrie foutieve uitslagen door patiëntgebonden factoren | Afwijkend hemoglobine zoals carboxyhemoglobine, methylglobine of sikkelcelhemoglobine Perifere hypoperfusie zoals perifere vasoconstrictie (hypothermie, hemodynamische instabiliteit) Ernstige anemie (Hb <3.1 mmol/l) Donkere huid Nagellak |
| Normaalwaarde A-a gradient | 5 – 10 mmHg |
| Wat is een pulsus paradoxus, wanneer wordt deze gezien | Verschil tussen inspiratoire polsdruk (lagere druk) en expiratoire polsdruk (hogere druk) van >10 mmHg Pulsus paradoxus komt o.a. voor bij harttamponade |
| Wat is een pulse deficit, wanneer wordt deze gezien | Meer hartslagen dan polsslagen Pulse deficit komt voor bij atriumfibrilleren en dissecties |
| Oorzaken verhoogde CVD | Rechterventrikelfalen Gestoorde vulling rechter atrium en ventrikel bij cor pulmonale, pulmonale hypertensie en restrictieve peridcarditis Tricuspidalisinsufficientie Obstructie vena cava superior |
| Teken van Kussmaul, definitie en oorzaken | Normaliter daling CVD bij inspiratie, indien deze afwezig is noemt men dit het teken van Kussmaul Komt voor bij: constrictieve of effusieve pericarditis restrictieve cardiomyopathie rechterventrikelinfarct massale longembolieën. |
| Daalt of stijgt de CVD normaliter bij inspiratie? | Normaliter daalt de CVD bij inspiratie |
| Oorzaken derde harttoon | Mitralis-insufficiëntie Aorta-insufficiëntie Hartfalen |
| Oorzaken vierde harttoon | Aortastenose Hypertrofische cardiomyopathie |
| Behandeling hypovolemische shock | Agressieve volumetherapie: 500 mL NaCl in 5-10 minuten en beoordeel effect; dien 2 liter zout snel toe. |
| Behandeling hypovolemische shock op basis van bloeding | Bestel erytrocytenconcentraat, gekruist of ongekruist afhankelijk van urgentie |
| Behandeling cardiogene shock | Behandel longoedeem (80 mg furosemide i.v. en PEEP) Start inotropica |
| Oorzaken anisocorie | Syndroom van Horner (miosis met ptosis) bij laesies in de: hersenstam ruggenmerg onderste plexus |
| Oorzaken van een wijde, lichtstijve pupil | Laesie n. oculomotorius bij aneurysma arteria communicans posterior Tentoriale inklemming bij bloeding of hersenoedeem Oogtrauma Acuut glaucoom |
| Wijde pupillen bdz | Intoxicaties met sympathicomimetica, anticholinergica, parasympaticolytica (bv. atropine) Metabole oorzaak / hypoxie / hypothermie Mesencefale laesies Hersenanoxie (wijd + lichtstijf) |
| Vernauwde pupillen bdz | Intoxicaties met opiaten, organofosfaten, cholinesteraseremmers (bv. fysostigmine, neostigmine), parasympathycomimetica (pilocarpine) Metabole encefalopathie Laesies in de pons |
| Behandeling hypoglycemie met bewustzijnsverlies | Glucose 10 gram langzame bolus i.v. 100 ml glucose 10% of 20 mL glucose 50% Verwachte stijging 2 mmol/l per 10 gr Glucose <10 minuten opnieuw bepalen, z.n. herhalen Bij geen i.v. toegang 1 mg glucagon i.m. |
| Je verdenkt iemand van een hypoglycemie (glucose <3.9 mmol/L) maar hebt nog geen bloedgaswaarden, wat doe je? | cito-vingerprik |
| Behandeling hyperglykemie | Volumetherapie en insuline i.v. |
| Behandeling status epilepticus met i.v. toegang | Vrijhouden luchtweg Toedienen zuurstof Lorazepam 4 mg i.v. of midazolam 5 mg i.v. of 10 mg i.m./nasaal/bucaal |
| Behandeling status epilepticus zonder i.v. toegang | Vrijhouden luchtweg Toedienen zuurstof Midazolam 10 mg i.m./nasaal/bucaal Opladen met fenytoine 20mg/kg, max 50mg/min (ouderen max 30mg/min) onder bewaking van hartritme en bloeddruk |
| Behandeling bewustzijnsverlies door opiaatintoxicatie | 1e keuze: intubatie en ventilatie bij EMV <8 of apnoe / ernstige bradypnoe 2e keuze: Naloxon |
| Dosis naloxon ter hestel van ademhalings- en CZS-depressie veroorzaakt door opioïden | Begindosering: 0,1–0,2 mg i.v. en z.n. herhalen 0,1 mg iedere 2-3 min |
| Dosis naloxon bij acute overdosering of intoxicatie met opioïden | Begindosering: 0,4–2 mg i.v. en z.n. herhalen iedere 2–3 min. Geen i.v. toegang: 0,4–2 mg i.m. Indien 10 mg geen significante verbetering: andere oorzaak dan opioïden voor de ademhalingsdepressie. |
| AMPLE betekenis | Aanvulling van primary assessment met AMPLE: A = allergies M = medications P = past medical history L = last meal E = event |
| Patient heeft een bedreigde ademweg, potentieel irreversibel, wat doe je? | Bel anesthesist |
| OBESE betekenis | Obese gebruiken om kapbeademing moeite in te schatten O = obese B = bearded E = elderly S = sleep apnea, secretions E = edentulous |
| LEMON | LEMON om intubatie moeite in te schatten L = look externally: baard, trauma, tandeloosheid, obees E = evalueer 3 – 3 – 2 regel M: mallampati III of IV O: obstructie: tumor, abces, corpus alienum N: nekmobiliteit: halskraag, verminderde beweeglijkheid |
| 3-3-2 regel van LEMON: | Afstand tussen snijtanden: 3 vingers van patiënt Hyomentale afstand: 3 vingers van patiënt Thyrohyoidale afstand: 2 vingers van patiënt |
| Oorzaak inspiratoire stridor | Partiële bovenste luchtwegobstructie |
| Oorzaak snurken | Collaps van tong tegen farynxwand |
| Oorzaak rochelen | Sputumretentie of vocht in bovenste luchtwegen |
| Oorzaak expiratoir piepen | Onderste luchtwegobstructie (bronchusobstructie) |
| Oorzaken toegenomen A-a-gradiënt (>10 mmHg) | Kleine drukgradiënt over alveolaire membraan Bloed dat longen bypass in bronchiale systeem Ventilatie-perfusie mismatch |
| Oorzaken afgenomen A-a-gradiënt (< 5 mmHg) | Diffusiestoornis Rechts-links shunt Toename ventilatie-perfusie mismatch |
| Formule A-a-gradiënt | PAO2 – PaO2 = 20 – (PaCO2/0,8) – PaO2 |
| Silent chest oorzaak en symptomen | Komt voor bij: ernstige astma aanval door moeizame uitademing bij bronchusobstructie Symptomen: bradypnoe, cyanose, uitputting, hypercapnie |
| Behandeling acute astma aanval in grote lijnen | Zuurstof (NRM) Bèta-agonisten (salbutamol) Parasympatholytica ipratropriumbromide) Steroïden (prednisolon) bij onvoldoende respons op bèta-agonisten |
| Behandeling acute astma aanval in detail | 15 liter met non-rebreathing masker (NRM) Salbutamol verneveling 2,5 mg, z.n. elke 5 min (in ernstige aanvallen s.c. of i.v. !) Ipratropriumbromide 500 µg, z.n. elke 5 min Indien onvoldoende respons bèta-agonisten prednisolon 40-60 mg i.v. |
| COPD GOLD-klasse | GOLD I: FEV1 >80% GOLD II: FEV1 50-79% GOLD III: FEV1 30-49% GOLD IV: FEV1 <30% |
| Behandeling COPD exacerbatie in grote lijnen | Zuurstof (neusbril) Bèta-agonisten (salbutamol) Parasympatholytica (ipratropriumbromide) Steroïden (prednisolon) Antibiotica: bij aanwijzingen voor infectie Beademing: indien respiratoir insufficiënt (NiPPV of z.n. invasief) |
| Behandeling COPD exacerbatie in detail | neusbril, streef 88-92% salbutamol vernevel 2,5 mg zn elke 5-10 min ipratropriumbromide 500 µg zn elke 5 min prednisolon 40 mg po of iv antibiotica bij infectie (evt. vorige SK) NiPPV of invasief bij persisteren ernstige klachten of pCO2 > 6,0 |
| CHAMP | Gebruiken voor uitlokkende factoren van hartfalen C = coronair syndroom, acuut H = hypertensief noodgeval A = aritmie M = mechanische klep P = pulmonale embolus |
| Lichamelijk onderzoek bij hartfalen (8) | Derde harttoon Souffles Tachycardie Onregelmatige pols Verhoogde CVD Oedeem Hepatomegalie Bilateraal basaal crepiteren |
| Wat maakt hartfalen onwaarschijnlijk? | NT-pro-BNP <100 pg/ml + normaal ECG |
| Drie pijlers behandeling hartfalen | 1 = verbeteren van de cardiac output door preload- en afterload reductie 2 = optimaliseren van het hartritme 3 = reduceren van zout- en wateroverschot (50% echter euvolemisch) |
| Verbeteren cardiac output bij hartfalen met ... | Nitroglycerine 0,4 mg sublinguaal iedere 5-10 minuten (tenzij systole <110 mmHg) Nitroglycerine i.v. startdosis 5 µg/min, elke 5 minuten verhogen o.g.v. effect en tensie |
| Voorzichtigheid met nitraten geboden bij ... | Ondervulling Rechterventrikelinfarct Tamponade |
| Behandeling bij acuut hartfalen met longoedeem en hypotensie (systole <85 mmHg) met ... | Start inotropica: dobutamine 2-20 µg/kg/min of dopamine 3 µg/kg/min Dobutamine heeft de voorkeur omdat dopamine in hoge dosis vasoconstrictie geeft. Na acute moment: ACE-remmers |
| Chronotroop, dromotroop, inotroop | Chronotroop = hartfrequentie Dromotroop = geleidingssnelheid Inotroop = contractiekracht |
| Positief chronotroop effect verhoogt de ... | hartfrequentie |
| Positief dromotroop effect verhoogt de ... | geleidingssnelheid |
| Positief inotroop effect verhoogt de ... | contractiekracht |
| Behandeling acuut hartfalen / astma cardiale | Zuurstof: NRM 15L/min -> PEEP -> intubatie Nitroglycerine: 0,4 mg sublinguaal of i.v. 5 µg/min o.g.v. kliniek Furosemide: 40 mg i.v. z.n. na 1 uur weer Inotropica: dobutamine 2-20 µg/kg/min of dopamine 3 µg/kg/min Anti-arritmica bij AF of bradycardie |
| Behandeling atriumfibrilleren bij acuut hartfalen / astma cardiale | overweeg cardioversie bij hypotensie amiodarone 300 mg i.v. bolus in 20-30 minuten of; digoxine 0,5 mg i.v. |
| Behandeling bradycardie bij acuut hartfalen / astma cardiale | isoprenaline 5 µg/min i.v. z.n. verhogen of; atropine 0,5 mg i.v. overweeg externe pacing |
| Meest voorkomende verwekkers CAP | Onbekend: 53% Streptococcus pneumoniae: 26% Legionella: 6% Haemophilus influenzae: 3% Mycoplasma pneumoniae: 3% Chlamydophylia 2% Staphylococcus aureus: 1% |
| Definitie pneumonie | Klachten van luchtweginfectie + nieuw ontstekingsinfiltraat op foto |
| Meest voorkomende verwekkers HAP | Meestal gramnegatieve staven met lastiger resistentiepatroon Streptococcus pneumoniae Haemophilus influenzae Pseudomonas Klebsiella pneumoniae Legionella Escheria coli |
| Meest voorkomende verwekkers aspiratie pneumonie | Pseudomonas Enterobacter species |
| CURB-65 score | Geassocieerd met mortaliteit: CURB 1 = 3%, CURB 5 = 57%. Allen zijn 1 punt waard. C = confusion U = ureum > 7 mmol/l R = respiratory rate >30/min B = blood pressure systolic <90 mmHg or diastolic <60 mmHg 65 = age > 65 years |
| Criteria voor diagnose CAP | 1. acuut koorts, hoesten evt. met sputum, kortademig, tachypnoe, dyspneu 2. acutefaserespons lab: CRP, leukocytose, linksverschuiving 3. aanwijzingen LO voor infiltraat: crepitaties, bronchiaal ademen, verkorte percussie, infiltratie beeldvorming |
| CAP behandeling en 30-dagen sterfte bij CURB-65-score 0 | 30-dagen-sterfte: 0,7%. Ambulant behandelen met amoxicilline 500 mg 4dd1 p.o. |
| CAP behandeling en 30-dagen sterfte bij CURB-65-score 1 | 30-dagen-sterfte: 3,2%. Ambulant behandelen met amoxicilline 500 mg 4dd1 p.o. |
| CAP behandeling en 30-dagen sterfte bij CURB-65-score 2 | 30-dagen-sterfte: 13%. Opnemen en behandelen met amoxicilline 4 gram/24 uur continu i.v. |
| CAP behandeling en 30-dagen sterfte bij CURB-65-score 3 | 30-dagen-sterfte: 17%. IC en behandelen met amoxicilline 4 gram/24 uur continu i.v. + ciproxin 2 dd 400 mg i.v. |
| CAP behandeling en 30-dagen sterfte bij CURB-65-score 4 | 30-dagen-sterfte: 41,5%. IC en behandelen met amoxicilline 4 gram/24 uur continu i.v. + ciproxin 2 dd 400 mg i.v. |
| CAP behandeling en 30-dagen sterfte bij CURB-65-score 5 | 30-dagen-sterfte: 57%. IC en behandelen met amoxicilline 4 gram/24 uur continu i.v. + ciproxin 2 dd 400 mg i.v. |
| Arbitraire definitie van respiratoir falen | Arteriële zuurstofspanning (PaO2) < 8,0 kPa of; Koolstofdioxide (PaCO2) > 6,0 kPa |
| Algoritme reanimatie bij shockbaar ritme (VT/VF) | Alle ronden: ritmecheck > schock 200J > 2 min BLS Na 2 min (na 1x): i.v./i.o. Na 4 min (na 2x): intuberen Na 6 min (na 3x): 1 mg adrenaline + 300 mg amiodaron Na 10 min (na 5x): 1 mg adrenaline + 150 mg amiodaron Dan elke 4 min 1 mg adrenaline |
| Algoritme reanimatie bij niet-shockbaar ritme (asystolie of PEA) | Alle ronden starten met een ritmecheck Tijdens ronde 1: i.v./i.o. toegang Na 2 min (na ronde 1): 1 mg adrenaline Na 4 min (na ronde 2): intubatie Na 6 min (na ronde 1): 1 mg adrenaline Nadien elke 2 minuten ritmecheck, en elke 4 minuten adrenaline |
| Behandeling ACS in grote lijnen | O2 o.g.v. sat/POCT infuus, continue monitoring en seriële ECG’s 2x bloedverdunners (DOAC + aspirine) NTG als tensie >110 systolisch Heparine (LMWH) Opiaten bij pijn Antiemetica bij misselijkheid Bètablokker bij ernstige hypertensie en tachycardie |
| Behandeling ACS in detail (nr. 1, m.n. p.o.) | Zuurstof, streef normoxie (94-98%) IV toegang, continu monitor + seriele ECG (elke 30 min) Aspirine 300mg p.o. Ticagrelor 180mg p.o. NTG als syst. >110mmHg Fundaparinux 2,5mg s.c. Fentanyl 50mcg i.v. Metoclopramide 10mg i.v. Metoprolol 12,5mg p.o. |
| Behandeling ACS in detail (nr. 2, m.n. i.v.) | Zuurstof, streef normoxie (94-98%) IV toegang, continu monitor + seriele ECG (elke 30 min) Aspegic 500mg iv clopidogrel 600mg po NTG tensie >110 Enoxaparine sc obv kg Morfine 2,5-5 mg iv Metoclopramide 10mg iv Metoprolol 2,5mg iv |
| Behandeling pericarditis | Gericht op symptoombestrijding met: NSAID’s, ibuprofen 600 mg 3dd of aspirine 650-1000 mg 3dd Cholchicine 0,5 mg 2dd Onvoldoende respons: prednison 0,5mg/kg Risicopatiënten: ritmebewaking |
| Wells score puntentelling | Trombosebeen (zwelling + pijnlijke palpatie): 3pt LE waarschijnlijker dan alternatief: 3pt HF >100/min: 1,5pt Immobiel of operatie <4 weken: 1,5pt DVT of LE in VG: 1,5pt Hemoptoe: 1pt Maligniteit (tot 6mnd na laatste behandeling of palliatie): 1pt |
| Compensatiemechanismen bij vermindering perfusie/disbalans zuurstofaanbod en vraag | Sympatische tachypnoe Adrenale catecholamine afgifte (+inotroop en +chronotroop) door baroreceptoren Activatie RAAS door afname renale flow Afgifte insuline en flucagon Afgifte osmotisch actieve stoffen lever Verhoging zuurstof-extractie ratio |
| Klassieke indeling van shock (4) | 1. Hypovolemische shock: ernstige dehydratie, verbloeding 2. Obstructieve shock: tamponade, spanningspneumothorax, massale LE 3. Distributieve shock: septisch, anafylactisch, addisonse crise, neurogeen 4. Cardiogene shock: infarct, ritmestoornis |
| Klinische symptomen van shock | Brein: verwardheid, agitatie, apathie, (sub)coma Nieren: verminderde diurese (<0,5 ml/kg/uur) Huid: bleek, klam, koud Longen: tachypnoe, dyspnoe, hypoxemie Hart: tachycardie, ischemie, ritmestoornis Darm: ileus Algemeen: lactaatacidose |
| Belangrijkste oorzaken respiratoir falen: verminderde centrale prikkel | Medicamenteus (morfine) Cerebrale schade door trauma, CVA of encefalitis |
| Belangrijkste oorzaken respiratoir falen: verminderde neurale of neuromusculaire transmissie | Trauma, myelitis, Guillain-Barre, myasthenia gravis, botulisme |
| Belangrijkste oorzaken respiratoir falen: luchtwegen | Astma, COPD, hartfalen, pneumonie, pneumothorax, pleuravocht, bovenste luchtwegobstructie |
| Belangrijkste oorzaken respiratoir falen: vasculair | Longembolie |
| Belangrijkste oorzaken respiratoir falen: spierafwijking | Spierdystrofie |
| Belangrijkste oorzaken respiratoir falen: borstwand | Kyfoscoliose, morbide obesitas |
| Belangrijkste oorzaken respiratoir falen: overig | Sepsis, ARDS |
| Belangrijkste oorzaken respiratoir falen | verminderde centrale prikkel verminderde neurale of neuromusculaire transmissie luchtwegen vasculair spierafwijking borstwand overig |
| Respiratoir falen type I: bloedgas, oorzaak en A-a gradiënt | Type I RF: hypoxemie zonder hypercapnie Oorzaak: ventilatie-perfusie mismatch of shunt A-a: lage arteriële zuurstofspanning en verhoogde A-a-gradiënt |
| Respiratoir falen type II: bloedgas en oorzaak | Type II RF: hypoxemie met hypercapnie Oorzaak: verminderde alveolaire ventilatie A-a: verlaagd |
| Waar wijst hypoxemie met normocapnie op? | Hypoxemie met normocapnie wijst op adequate ventilatie maar verminderde gasuitwisseling. |
| Noem de 3 compensatiemechanismen bij ventilatoir falen | 1. Tachypnoe: verhoogt arteriële zuurstofspanning 2. Tachycardie: verhoogt cardiac output (dus meer zuurstofafgifte aan weefsels) 3. Polycythemie (t.g.v. chronische hypoxemie): vergroot de zuurstoftransportcapaciteit |
| Bloedgas toont pO2 8.5 kPa, SaO2 91% met pCO2 4.8 kPa. Kort na toedienen van 2L zuurstof werd het bloedgas herhaald en werd geen hypoxemie meer waargenomen. Wat was de oorzaak? | Hypoventilatie |
| Bedreigde Ademweg oorzaken (2) | Verlies van bewustzijn en slikreflex Obstructie van de bovenste luchtweg |
| Bedreigde ademweg: oorzaken van verlies van bewustzijn en slikreflex | Verlies van bewustzijn en slikreflex - Hersentrauma: EMV <8 - Medicatie en drugs - CVA - Hypercapnie - Metabole oorzaken, bijv. Hypoglycemie |
| Bedreigde ademweg: oorzaken van obstructie van de bovenste luchtweg | Obstructie van de bovenste luchtweg -Trauma: mandibulafractuur, larynxletsel, CWK-fractuur -Oedeem door inhalatie rook/chemicaliën -Corpus alienum -Epiglottitis, abces -Tumor -Larynxoedeem/spasmen -Retentie sputum, aspiratie sputum/maaginhoud |
| Levensbedreigende oorzaken van luchtweg | Longoedeem, bronchusobstructie, spanningspneumothorax |
| Beademingsstroomdiagram bij acuut respiratoir falen | NRM 15 L -> NIV (CPAP, BiPAP), -> intuberen |
| CPAP: betekenis en startinstelling | Continuous Positive Airway Pressure, d.w.z. statische luchtwegdruk gedurende gehele ademhalingscyclus, dus inspiratoir en expiratoir. CPAP-startinstelling: PEEP: 5-10 cm H2O |
| BiPAP: betekenis en startinstelling | Bifasic Positive Airway Pressure. Expiratoire druk verloopt volgens CPAP principes, echter bij BiPAP is de inspiratoire druk hoger om zo ademarbeid te verminderen. BiPAP-startinstelling: IPAP = 8-10 cm H2O, EPAP = 2-4 cm H2O |
| Bepalen voorafgaand aan NIV | Arterieel bloedgas Ademhalingsfrequentie Bloeddruk Pols EMV BORG score dyspnoe NB na 1 uur NIV opnieuw metingen + SpO2 en bijwerkingen |
| Inclusiecriteria voor NIV | 1. Acute respiratoire insufficientie o.b.v. een exacerbatie bij COPD patienten; PaCO2 >6.0 EN pH <7.35 EN respiratoire nood 2. aanwezigheid van NIV geschoold personeel |
| Hoeveel seconden beslaat een ECG | 10 seconden |
| 10 stappen van het ECG beoordelen | 1. Ritme 2. Hartfrequentie 3. Elektrische hartas 4. P-top 5. PR-interval 6. QRS-complex 7. V1 en V6 8. ST-segment 9. T-top 10. Bijzonderheden en conclusie |
| ECG: eigenschappen normaal sinusritme | - P-top gaat vooraf aan QRS - op elke P-top volgt QRS - Regelmatig ritme met lichte variatie bij ademen - Frequentie tussen 60 en 100/minuut - Maximale hoogte P-top is 2,5 mm in II en/of III - P-top is positief in II, III en aVF en bifasisch in V1 |
| Standaard papiersnelheid ECG | 25 mm/sec |
| Hartfrequentie berekenen | - Aftelmethode: 300-150-100-75-60-50-43-37 - Bij atriumfibrilleren alle R-toppen tellen en vermenigvuldigen met 6 |
| Factoren die hartfrequentie bepalen | Autonome zenuwstelsel, sympathicus en parasympathicus Vulling van het hart, bij ondervulling gaat hartfrequentie omhoog |
| Linker hartas graden | -30 en -90 graden |
| Intermediaire hartas graden | -30 en +90 graden |
| Rechter hartas graden | +90 en +180 graden |
| Extreme as graden | -90 en -180 graden |
| QRS-deflectie is positief in I en II, wat is de hartas? | Intermediair |
| Oorzaken linker hartas (12) | Fysiologisch, bij ouderen Linkeranterior hemiblok Mechanische draaiing (expiratie of hoogstand diafragma) LVH LBTB Congenitaal (ASD) Longemfyseem Hyperkaliemie Ventriculaire, ectopische ritmes (AIVR) Pre-excitatie Onderwandinfarct PM-ritme |
| Oorzaken rechter hartas (11) | Normale variant: +90 graden Mechanische draaiing: inspiratie, emfyseem RVH RBTB Linkerposterior-fasicelblok Rechterventrikelbelasting: LE of cor pulmonale ASD, VSD Pre-excitatie Lateraal infarct Dextrocardie Ventriculair, ectopisch ritme (AIVR) |
| Oorzaken extreme hartas (5) | Congenitale hartgebreken zoals transpositie van de grote vaten Ernstige vormen van emfyseem Myocarditis Cardiomyopathie Recidiverende myocardinfarcten |
| Kenmerken normale P-top | Maximale hoogte P-top is 2.5 mm in II en/of III Breedte P-top <120 msec P-top positief in II, III en aVF en bifasisch in V1 |
| ECG bij pericarditis | PTa-segment (PR) depressie of elevatie Diffuse, komvormige ST-elevatie zonder reciproke depressies |
| PR-interval | Atriumcontractie tot ventrikelcontractie Geeft AV-knoop snelheid door Normaal: 120-200 ms |
| Oorzaak verkorte PR-interval | WPW-syndroom |
| Pathologische Q-golven | Iedere Q-golf V2-V3 breder dan 20ms QS-complex in afleiding V2 en V3 Q-golf van ≥30 ms breed en 1 mm diep QS-complex in afleiding I, II, AVL, AVF, of V4-V6 ≥ 1 mm diep zijn R-golf van > 0,04ms breed in V1-V2 en R/S > 1 met positieve T-golf zonder BTB |
| ECG bij longembolieën | Tachycardie, rechter hartas, brede P-toppen, brede S in I, negatieve T in III , Q-golf in III (S1T3Q3) en RBTB |
| Linkerventrikelhypertrofie op ECG | Bij LVH geldt het Sokolow-Lyon-criterium: R in V5 of V6 + S in V1 >35 mm |
| Rechterventrikelhypertrofie op ECG | Bij RVH geldt R > S in V1 (waarbij R >5mm) + rechter hartas |
| Microvoltages op ECG: criterium en oorzaken | Criterium: QRS-uitslag (dus positief + negatief) in I, II en III samen niet meer dan 15 mm Oorzaken: cardiomyopathie (amyloïdose), pericardvocht/tamponade, pneumothorax, myocarditis of foutieve instellingen |
| QRS-duur | Normaliter < 100 ms Indien >120 ms: geleidingsvertraging (LBTB of RBTB) |
| Normale R-top progressie | QRS-complexen in precordiale afleidingen (V1-V6) moeten toenemen van V1-V5. V5 heeft de maximale uitslag, V6 kleinere amplitude. Indien abdnormale R-top progressie: oud achterwandinfarct |
| V1 en V6 | V1: normaliter rS-, of QS-complex. Indien rSR’-complex met QRS-duur >120 ms: RBTB V6: nomaliter qRs-, qR-, of Rs-complex. Indien RR’ complex met QRS-duur >120 ms: LBTB |
| QTc-tijd betekenis en normaalwaarde | QT-interval: geeft repolarisatie tijd en depolarisatie tijd van ventrikels weer. QTc-tijd voor vrouwen: < 460 ms QTc-tijd voor mannen: < 450 ms |
| Verlengd QT-tijd: risico en oorzaken | Risico: Torsade-de-Pointes (vorm van VT) Oorzaak: sommige vezels zijn nog niet gerepolariseerd terwijl er een nieuwe impuls aankomt, hierdoor kunnen de vezels ongecontroleerd gaan depolariseren. |
| Formule van Bazett | Formule van Bazett is het QT-interval gecorrigeerd voor hartfrequentie. QTc = QT/ wortel van RR-interval in seconden |
| ST-elevatie, wanneer patholologisch, noem de coronair, leads met ST-elevatie en reciproke ST-depressies | ST-elevatie van ≥ 1mm is pathologisch in afleidingen I, II, aVL, aVF en V3 t/m V6. ST-elevatie van ≥ 2mm is pathologisch in afleidingen V1 en V2 |
| ECG lokalisatie: voorwandinfarct, noem de coronair, leads met ST-elevatie en reciproke ST-depressies | Coronair: LAD ST-elevatie: V1-V6 Reciproke ST-depressie: II, III en aVF |
| ECG lokalisatie: onderwandinfarct, noem de coronair, leads met ST-elevatie en reciproke ST-depressies | Coronair: RCA ST-elevatie: II, III, aVF Reciproke ST-depressie: V1-V4, I, aVL |
| ECG lokalisatie: lateraal infarct, noem de coronair, leads met ST-elevatie en reciproke ST-depressies | Coronair: Cx ST-elevatie: I, aVL, V5, V6 Reciproke ST-depressie: II, III, aVF |
| ECG lokalisatie: achter-onderwandinfarct, noem de coronair, leads met ST-elevatie en reciproke ST-depressies | Coronair: RCA ST-elevatie: II, III, aVF, 1, aVL, V5, V6 (V7-V9) Reciproke ST-depressie: V1-V3 |
| Oorzaken ST-elevatie | Ischemie LBTB LVH Vroege repolarisatie HCM V3-V6 Pericarditis alle behalve aVR Longembolie V1, aVR Hypothermie V3-V6, II, III en aVF Hyperkaliemie V1-V3 Neurologie alle, mn V1-V6 Sympatische stress: alle mn V1-V6 Brugada Contusio Aneurysma |
| Wat is een ECG met zowel ST-elevatie als ST-depressie tot het tegendeel bewezen is? | ECG met zowel ST-elevatie als ST-depressie is een infarct tot het tegendeel bewezen is! |
| Oorzaken ST-depressie | Ischemie Intraventriculaire geleidingsstoornissen LVH met strain Digitaliseffect Hypokaliemie/hypomagnesiemie Acuut neurologische aandoeningen Frequentiegerelateerde veranderingen bijv. AF |
| ST-depressie pathologisch als: | Depressie ≥1 mm in alle afleidingen Depressie ≥0,5 mm in I, II, aVL, V1-V6 |
| T-top positief in welke afleidingen? | Normaliter positief indien QRS ook positief, derhalve alleen negatief in V1 (soms V2) en aVR |
| Symmetrische negatieve T-top duidt op ... | Recente ischemie (dagen, weken) |
| Asymmetrische T-top duidt op ... | WPW LVH RVH BTB |
| Spitse T-toppen duiden op ... | Hyperkaliemie Indien precordiaal en i.c.m. POB: ischemie, hyperacute T-toppen |
| Strainpatroon | Langzaam dalend ST-segment eindigend met kleine negatieve T-top LVH |
| Elk jaar krijgen hoeveel Nederlanders een hartaanval buiten het ziekenhuis? | OHCA per jaar: 15.000 mensen |
| Meest voorkomende oorzaak hartstilstand op volwassen leeftijd | 95% heeft coronairlijden of een cardiomyopathie |
| Hoeveel neemt de kans op een succesvolle reanimatie per minuut dat een ritmestoornis bestaat af? | 7-10% |
| Overlevingskans IHCA met VF/VT | 40% |
| Overlevingskans IHCA met PEA/asystolie | 11% |
| Schokbare ritmes | VT, VF, Torsade-de-Pointes |
| Niet-schokbare ritmes | PEA, asystolie |
| Stoomschema gecollabeerde patiënt | Gecollabeerde/zieke patient -> roep om hulp -> tekenen van leven na max 10 sec? Geen tekenen van leven -> reanimatieteam alarmeren -> BLS -> schokken -> ALS Wel tekenen van leven -> ABCDE |
| Hoeveel centimeter moet de thoraxwand worden ingedrukt voor compressies | 5 cm |
| Frequentie van thorax compressies | 100-120 per minuut |
| Frequentie van beademingen | 10-12 per minuut |
| Welke 3 redenen zijn er om capnografie te gebruiken bij ALS? | 1. Om correcte positie van de tube te bevestigen 2. De kwaliteit van thoraxcompressies te monitoren 3. Herkennen van ROSC |
| Reversibele oorzaken tijdens reanimatie | De 4 T’s: toxines, tamponade, tensionpneumothorax, trombo-embolie De 4 H’s: hypovolemie, hypoxie, hypo-/hyperkaliemie, hypothermie |
| Asystolie overlevingskans | Asystolie: totale afwezigheid van elektrische activiteit Overlevingskans: 1-2 op de 100 |
| Polsloze elektrische activiteit (PEA) overlevingskans | PEA: ECG toont (normale) elektrische activiteit zonder cardiac output Overlevingskans: 0% |
| Wat is nodig om onderscheid te maken tussen een PEA en pseudo-PEA? | Echo cor |
| Hyperkaliemie op ECG | Hoge spitse T-toppen, verlengd PR-interval, bradycardie, junctioneel ritme, verbreding QRS |
| Behandeling hyperkaliemie | Calciumgluconaat: 10 mL 10% oplossing in 2-3 minuten en insuline (actrapid 10E i.v.) met glucose 50% (50 mL i.v.) |
| Behandeling hypokaliemie | 20 mmol KCl bolus, z.n. herhalen |
| Welke lichaamstemperatuur geeft een hoog risico op ontstaan van ritmestoornissen? | <30 graden Celcius |
| Aanpassingen reanimatie protocol bij lage lichaamstemperatuur | <30 graden: in geval van schokbaar ritme maximaal 3 keer defibrilleren, geen medicatie geven Tussen 30-35 graden: dubbele dosis intervallen |
| Aanwijzingen voor een spanningspneumothorax (5) | Asymmetrische thorax Opgeheven ademgeruis Hoge beademingsdrukken Gestuwde halsvenen Tracheadeviatie (laat teken!) |
| Behandeling intoxicatie met verlengde QTc-tijd ECG | Magnesium 2000 mg |
| Behandeling intoxicatie met verlengde QRS-duur ECG | Natriumbicarbonaat 100cc 8,4% |
| Wat moet je doen bij (verdenking op) tamponade/pericardeffusie? | Echo cor is gouden diagnostisch middel! Indien pericardvocht -> pericardiocentese (cardioloog) |
| Wat moet je tijdens een reanimatie die in stand gehouden wordt door een longembolie? | Trombolyse met tPA (alteplase, Actilyse) 0,9 mg/kg i.v. (maximaal 90 mg) waarvan 10% als bolus in 1-2 minuten, de overige 90% continu infuus in 90 minuten. NB: indien thrombolytica zijn toegediend moet er nog 60-90 minuten doorgereanimeerd worden! |
| Thrombolyse is geindiceerd bij een 47-jarige man van 104 kg. Welke dosering tPA (alteplase, Actilyse) is juist? | 0,9 mg/kg i.v. = 93,6 mg. Echter mag er maximaal 90 mg worden gegeven! |
| Indicaties voor gebruik botnaald | i.v. toegang is noodzakelijk maar perifeer infuus lukt niet in 2 pogingen of <90 seconden. Patient heeft een van de volgende criteria: EMV <8, respiratoir falen (SaO2 80% bij O2 of ademhalingsfrequentie <10 of >40/min) of HD instabiel (systole <90) |
| Botnaald als eerste keus (voor poging tot i.v.) bij | Hartstilstand, zeer ernstige hypovolemie met verandering bewustzijn, moeilijk te identificeren venen |
| Postreanimatiezorg doel (3) | Normale cerebrale functie Stabiel hartritme Normale hemodynamiek |
| Post-cardiac arrestsyndroom (3) | Hersenschade Myocarddysfunctie Systemische ischemie/reperfusiesyndroom |
| Post-cardiac arrestsyndroom problemen (9) | Coma en insulten Neurologische dysfunctie Verminderde autoregulatie Hyper-/hypoxemie Koorts Myocarddysfunctie Activatie stollings- en immuunsystemen Multi-orgaanfalen Infecties |
| Aandachtspunten post-cardiac-arrest care | Streef naar normoxie (94-98%) en normocarbie; hyperoxemie is schadelijk Bewaak perifere circulatie en ritme, voor (N)STEMI spoedige PCI Targeted temperature management door de temperatuur tussen 33-36 graden houden om koorts te voorkomen |
| Hoe begint de benadering van een gecollabeerde patient? | Look, listen, feel |
| Noem 4 levensbedreigende oorzaken van acute pijn op de borst | Acuut coronair syndroom Longembolie Spanningspneumothorax Dissectie van thoracale aorta |
| Wat is de meest voorkomende oorzaak van pijn op de borst op een SEH | Acuut coronair syndroom in 30-50% van de gevallen. NB: bij acute pijn op de borst < 10 minuten een ECG maken, indien mogelijk vergelijken (in dossier of ambulance-ECG) ter beoordeling van dynamiek. |
| Meest voorkomende oorzaak pijn op de borst bij huisarts | Musculoskeletaal (43%) |
| Meest voorkomende oorzaak pijn op de borst op SEH | Cardiaal (45%) |
| Meest voorkomende oorzaak pijn op de borst in ambulance | Cardiaal (69%) |
| Sluit een normaal ECG een STEMI helemaal uit? | Nee, voor 90% |
| 63-jarige man met acute POB, geen ECG-afwijkingen. Kan hij naar huis? | Alleen als de troponine 3 uur na het infarct niet verhoogd is en er geen andere aanwijsbare oorzaken zijn gevonden |
| Verhoogd risicoprofiel en anamnese verdacht voor ACS, wat doe je? | Bij een verhoogd risicoprofiel en verdachte anamnese en/of ECG-afwijkingen terwijl de patiënt nog klachten heeft dient de behandeling voor cardiale ischemie ingezet te worden |
| Algoritme pijn op de borst: ECG normaal/niet diagnostisch | Laag risicopatiënt: serieel hs-troponine (T0 en T1) en ECG, als normaal: ontslag. Indien afwijkend: serieel hs-troponine en serieel ECG, medicatie en beleid i.o.m. cardioloog Hoog risicopatiënt: NTG, aspirine, zuurstof indien hypoxie. |
| Algoritme pijn op de borst: ECG verdacht voor ischemie | NTG, aspirine, zuurstof indien hypoxie > klinisch effect beoordelen (ECG + hs-troponine) Indien herstel: serieel hs-troponine en serieel ECG, medicatie en beleid iom cardio Indien geen herstel: overweeg alternatieve diagnose + spoedconsult cardio |
| Algoritme pijn op de borst: ECG verdacht voor infarct | Zuurstof in geval van hypoxie, aspirine, P2Y12 inhibitor, NTG i.v., herparine (LMWH), morfine/fentanyl i.v. -> spoedconsult met cardioloog |
| 52-jarige patiënt met ernstige hypotensie naast bibasaal crepiteren en enkeloedeem, beleid? | Inotropie en spoedconsult cardioloog (voor evt. echo cor of coronairangiografie) |
| Waar moet je altijd aan denken bij pijn op de borst i.c.m. neurologische uitval? | Dissectie (met betrokkenheid carotiden) tot het tegendeel bewezen is! |
| Welk lab vraag je aan bij verdenking ulcuslijden met bloedverlies? | Hb, ureum en kreatinine |
| Oorzaken verhoogde ureum/kreatinine ratio | Pre-renale nierinsufficiëntie door verhoogde terugresorptie ureum Intestinale bloedingen Eiwitrijk dieet Brandwonden Weefselbeschadiging Verhoogde afbraak van eiwitten bij sepsis en koorts |
| Klassiek beeld acuut ACS | Oudere, mannelijke patiënt met heftig drukkende retrosternale pijn uitstralend naar de armen en/of kaak, met vegetatieve verschijnselen. Voorafgaand vaak een periode van angina pectoris. |
| Vegetatieve verschijnselen (3) | Misselijk, braken, zweten |
| Voorspellende factoren ACS (5) | Oudere leeftijd, mannelijk geslacht, voorgeschiedenis met ACS, pijn uitstralen naar arm (vooral beide armen) en zweten. |
| Is NTG respons bewijzend voor cardiale ischemie? | Nee |
| Wat is MACE en hoe wordt dit risico ingeschat? | MACE is Major Adverse Cardiac Events, zoals infarcering en overlijden. Risico op MACE inschatten met TIMI, GRACE en HEART-scores Met de MACE kan de urgentie waarmee PCI plaats moet vinden worden bepaald |
| Cardiovasculaire risicofactoren (7) | Hypertensie Diabetes mellitus Hypercholesterolemie Roken Obesitas Positieve familieanamnese voor HVZ Mannelijk geslacht |
| Sluit de opwekbaarheid van lokale pijn een ACS uit? | Nee, opwekbaarheid van lokale pijn sluit een niet ACS uit |
| Waar gebruik je de modified Sgarbossa criteria voor en wat zijn ze? | Gebruik van Sgarbossa: om infarct te diagnosticeren bij een LBTB, criteria: 1. ≥ afleiding met ≥ 1 mm concordante ST-elevatie 2. ≥ afleiding van V1-V3 met ≥ 1mm concordante ST-depressie 3. Discordante ST/S ratio ≤ -0.25 |
| ECG lokalisatie: achterwandinfarct | Hoge R-toppen in V1-V2 + ST-depressie in V1-V3 |
| Wat is een dissectie | Losscheuren intima van de media en adventitia, kan leiden tot ruptuur |
| Indeling dissecties volgens Stanford | Type A dissectie: aortaboog betrokken Type B dissectie: aortaboog niet betrokken |
| Hoeveel procent van de dissecties treedt op tussen de 40-70 jaar | 75% met de meerderheid tussen de 50 en 65 jaar Mannen zijn vaker aangedaan dan vrouwen |
| Risicofactoren dissectie | Mannelijk geslacht Hypertensie Eerdere dissectie of aneurysma Vasculitis Bindweefselziekten (bijv. Marfan) Leeftijd (50-65 jaar) Positieve familieanamnese voor dissectie of aneurysma Cocaïne of amfetamine gebruik |
| Noem de 4 essentiële vragen voor de diagnose aorta dissectie | Begin: acuut Intensiteit: heftig Aard: scheurend Locatie: thorax, rug en buik, soms migrerende pijn |
| Bevindingen lichamelijk en aanvullend onderzoek bij aorta dissectie | Links-rechts bloeddruk verschil Aorta-insufficiëntie -> diastolische souffle Souffles over de verschillende arteriën Pulse deficit (meer hartslagen dan polsslagen) Verwijd mediastinum op X-thorax Focale neurologische uitval |
| Een dissectie is veilig uit te sluiten als … | Laag risicopatiënt: geen predisponerende factoren, geen typische pijn en geen afwijkingen bij lichamelijk onderzoek en een normale D-dimeer (<500µg/L). NB: een normale X-thorax sluit een dissectie NIET uit! |
| X-thorax afwijkingen bij aortadissectie, welke en bij hoeveel patiënten? | Bij 90% van patiënten met dissectie is X-thorax afwijkend Afwijkende aorta contour (71%) Verbreed mediastinum (64%) Pleuravocht (17%) Verplaatste intimacalcificaties (9%) |
| Bij de combinatie van welke 3 bevindingen is de kans op een aortadissectie 66%? | Aortapijn (plotse, hevige, scheurende pijn) + tensie verschil armen + verbreed mediastinum |
| Behandeling dissectie | Bloeddruk: streefwaarde systole 100-120 mmHg Pols: streefwaarde <60/min Bij hypotensie: intraveneuze vulling, eventueel inotropie (adrenaline) Bij hypertensie: esmelol en eventueel nitroprusside i.v. |
| Klassieke trias van longembolieen | Dyspneu, thoracale pijn en hemoptoe |
| Wells score betekenis | Risico op aanwezigheid van een longembolie |
| Wel CT-angio of geen CT-angio bij verdenking LE? | Geen CT bij: lage Wells-score (≤4) D-dimeer bepalen, indien normaal (< 500 µg/l) Wel CT bij: hoge klinische verdenking OF lage verdenking maar verhoogde D-dimeer |
| Bereken de leeftijdsafhankelijke D-dimeer van een 78-jarige patiënt volgens de ADJUST-PE studie | Normaalwaarde is 10x de leeftijd dus: D-dimeer van 780 µg/L |
| Lichamelijk onderzoek bij longembolie | Verhoogde CVD Pleurawrijven Tekenen van DVT |
| Wat is de PESI-score en waar wordt het voor gebruikt? | PESI staat voor Pulmonary Embolism Severity Index: hiermee wordt berekend of het veilig is een patiënt naar huis te laten gaan met antistolling, of opname noodzakelijk is, of zelfs opname met bewaking. |
| Wat is de gouden standaard voor het aantonen van een longembolie | Pulmonalisangiogram, wordt in de praktijk echter vervangen door CTA-pulmonalis |
| Waarmee worden longembolie bij een zwangere of een kankerpatiënt behandeld? | LMWH (normaliter echter DOAC’s, zoals rivaroxaban) |
| Wanneer is trombolyse geïndiceerd bij een longembolie? | Alleen bij hemodynamische instabiliteit (systolische bloeddruk <100 mmHg +/- tekenen van shock) |
| LMWH mag bij trombolyse wel gegeven worden als het … betreft | Rt-PA/alteplase (bij urokinase en streptokinase GEEN LMWH geven) |
| Doseringen trombolyse: Rt-PA/alteplase | Rt-PA/alteplase: 10 mg bolus gevolgd door 90 mg in 2 uur NB: voor trombolyse heeft Rt-PA/alteplase de voorkeur!! |
| Doseringen trombolyse: urokinase | Urokinase: 4.400 IE/kg bolus in 15 min, gevold door 4.000 IE/kg in 12 uur |
| Doseringen trombolyse: streptokinase | Streptokinase: 250.000 IE bolus in 30 min, gevolgd door 100.000 IE/ in 24 uur |
| Risicofactoren pneumothorax | Lange slanke mannen, eerder een pneumothorax, longziekte (COPD/astma) |
| Klinisch beeld pneumothorax (anamnese + LO) | Anamnese: peracute pijn en dyspneu, soms vastzittend aan ademhaling. Pijn en dyspneu kunnen variëren van mild tot zeer ernstig LO: hypersonore percussie met verminderd/opgeheven ademgeruis. Bij spanningspneumothorax is tracheadeviatie een laat teken. |
| Wat doe je bij een spanningspneumothorax met hemodynamische instabiliteit? | Spoed thoracocentese |
| Belangrijkste oorzaken pericarditis in tertiair centrum | Neoplastisch: 35% Auto-reactief (immuun gemedieerd): 23% Viraal: 21% Uremisch: 6% Bacterieel: 6% Tuberculeus: 4% (in ontwikkelingslanden 80%!) Idiopathisch: 4% |
| Pericarditis: symptomen en LO | Acute scherpe pijn op de borst Pijn vermindert bij rechtop zitten en bij inspiratie Voorafgaand vaak recent luchtweginfectie Pericard wrijven: 85% |
| 29-jarige man komt op spoed met acute, scherpe POB wat minder wordt bij rechtop zitten en inspiratie. Vorige week had hij een luchtweginfectie. LO: pericardwrijven, lab: CRP en leuko’s verhoogd, ook CK-MB en troponine zijn verhoogd. Pericarditis? | Nee, een peri-myocarditis gezien verhoogde cardiale markers duiden op myocardschade |
| Behandeling pericarditis bij niet-risicopatienten zonder dreigende tamponade | Gericht op symptoombestrijding: NSAID’s, voorkeur ibuprofen 600 mg 3dd of aspirine 650-1000 mg 3dd Cholchicine 0,5 mg 2dd Bij onvoldoende respons: prednison 0,5mg/kg |
| Behandeling pericarditis bij patient uit risicogroep of dreigende tamponade | NB: dreigende tamponade -> pericardiocentese (diagnostisch bij verdenking maligniteit of pus) Risicopatiënten: opname voor ritmebewaking |
| Risicogroepen pericarditis | Subacute symptomen (dagen-weken ontstaan) Hoge koorts >38C en leukocytose Pericardvocht >2mm Klinisch (dreigende) tamponade Immuun-gecompromitteerd Orale antistolling Afwezige respons op 7dg NSAID Trauma Perimyocarditis |
| Oesofagusruptuur: oorzaken, klinische presentatie en aanvullend onderzoek | Oorzaken: medische ingrepen, trauma, spontaan (boerhaavesyndroom), ingestie caustische materialen |
| Boerhaavesyndroom, klassieke presentatie (vroege klachten) | Boerhaavesyndroom: oesofagusruptuur door plotse drukverhoging in de oesofagus door heftig braken Klassieke presentatie: heftig boeren en braken, gevolgd door retrosternale pijn en pijn in bovenbuik. |
| Boerhaavesyndroom, latere klachten | Boerhaavesyndroom: oesofagusruptuur door plotse drukverhoging in de oesofagus door heftig braken Klachten van odynofagie, tachypnoe, dyspnoe, cyanose, koorts en shock. |
| X-thorax bij oesofagusruptuur | Vrij lucht in mediastinum of buikholte Pleuravocht Verbreed mediastinum Subcutaan emfyseem Soms pneumothorax |
| Definitie van shock | Acuut circulatoir falen met een stoornis van weefselperfusie, leidend tot een gestoord aanbod van zuurstof en andere nutriënten aan weefsels. Ergo: disbalans tussen zuurstofaanbod en zuurstofverbruik in weefsels. |
| Is bloeddrukdaling een vroeg of laat teken van shock? | Bloeddrukdaling is een laat teken van shock |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: spanningspneumothorax | Thoracocentese |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: pericardtamponade | Pericardiocentese |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: anafylaxie | 0,5 mg adrenaline i.m. |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: tachycardie geïnduceerd | Cardioversie |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: bradycardie geïnduceerd | Atropine 0,5 mg i.v. |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: Addisonse crise | 100 mg hydrocortison i.v. |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: massale/centrale longembolieën | Trombolyse, z.n op IC (voorkeur: Rt-PA/alteplase: 10 mg bolus gevolgd door 90 mg in 2 uur) |
| Is een verlengde CRT wel of niet een onafhankelijke voorspeller voor ongunstig beloop van shock? | Een verlengde CRT is WEL een onafhankelijke voorspeller voor ongunstig beloop van shock |
| Shock: blootstelling (E) | Huidafwijkingen zoals petechieen (menigokokkensepsis), endocarditis stigmata (janeway laesions, osler nodes, splinterbloedingen), rash (infecties) of urticaria (anafylaxie) |
| Welke kant schuift de zuurstofdissociatie curve op bij hypothermie? | Bij hypothermie schuift de zuurstofdissociatie curve naar LINKS |
| Hoe heet het protocol voor spoedechografie? | RUSH: Rapid Ultrasound in Shock. Pump, hart: pericardeffusie, LVF, wijdte rechterventrikel Tank, intravasaal volume: collaberende VCI bij hypovolemie, vrij vocht bij abdominale bloeding Pipes, grote vaten: aneurysma of DVT Aanvullend: longecho |
| RUSH: hypovolemische shock | Pump: hypocontractiel, klein hart Tank: smalle, collaberende VCI/vrij vocht abdomen/pleuravocht Pipes: AAA |
| RUSH: cardiogene shock | Pump: hypocontractie, groot hart Tank: wijde, niet collaberende VCI/toegenomen B-lijnen/pleuravocht Pipes: normaal |
| RUSH: obstructieve shock | Pump: pericardeffusie/RV vergroot/hypercontractiel hart Tank: wijde, niet collaberende VCI/geen lung-sliding (pneumothorax) Pipes: DVT |
| RUSH: distributieve shock | Pump: hypercontractiel hart (vroege sepsis)/hypocontractiel hart (late sepsis) Tank: smalle, collaberende VCI/pleuravocht(focus)/peritoneaal vocht(focus) Pipes: normaal |
| Normaalwaarden veneus bloedgas: pH | veneus pH 7,36 - 7,44 |
| Normaalwaarden veneus bloedgas: pCO2 | veneus pCO2: 4.5-6.1 kPa (35 - 48 mmHg) |
| Normaalwaarden veneus bloedgas: pO2 | veneus pO2: 10.0-14.0 kPa (75 - 100 mmHg) |
| Normaalwaarden veneus bloedgas: HCO3- | veneus HCO3-: 22 - 26 mmmol/l |
| Normaalwaarden veneus bloedgas: BE | veneus BE: -2,5 - +2,5 |
| Normaalwaarden veneus bloedgas: saturatie | veneuze saturatie: 95 - 98 % |
| Behandeling bovenste tractus digestivus bloeding | 2 iv, continu vullen ogv HD Kruisbloed, RBC zn ongekruist PPI iv: esomeprazol 80 mg bolus > 8mg/u cont Octreotide iv bij varixbloeding: 50 µg bolus > 50µ/u cont Coupeer anticoagulantia: FFP of Cofact ogv INR Evt gastro Breed AB bij cirrose+ascites |
| Behandeling sepsis | Normoxie 2 IV, lab + dubbele BK + stolling Vullen: streef MAP >65 mmHg, urine 0,5ml/kg/u, lactaat <2 Geef 500mL/10 min NaCl, zn herhalen 1L/30min; intotaal 30ml/kg in 3 uur Breedspectrum AB binnen 1 uur: cefuroxim 1500mg iv + tobra 5-7mg/kg bolus |
| Behandeling sepsis bij persisterende shock | Vasopressie bij presisteren shock: MAP <65 ondanks 2L vulling Norepinefrine 2µg/min of dopamine 2µg/kg/min via centrale lijn Steroiden bij refractaire shock; hydrocortison 100mg iv bolus, waarna 200mg/24 uur pomp |
| Behandeling anafylactische shock, acute fase | Stop agens, geef zuurstof, 2 IV, plat liggen salbutamol 2,5mg vernevel Adrenaline 0,5 mg i.m. zn 2x 500cc/10 min NaCl Hista 1 anta: clemastine 2mg iv Hista 2 anta: ranitidine 50 mg iv urticaria Indien onvoldoende respons + B-blok: glucagon 1-5mg iv |
| Behandeling anafylactische shock, preventie late fase | Corticosteroiden tegen late anafylactische reactie: Prednisolon 30 mg of dexamethason 8mg iv Patient minimaal 4 uur observeren |
| Wat te bepalen bij twijfel diagnose anafylaxie? | serum tryptase en/of urine voor bepaling van methylhistamine en methylimidazolazijnzuur (MIMA) zsm na aanval |
| Welke patienten langer dan 4 uur observeren na anafylactische reactie? | Patienten met: astmatische component, bifasische reactie in VG, voortgaande absorptie antigeen, slechte toegang tot hukp in geval van bifasische reactie, presentatie avond of nacht, ernstige reactie met langzaam begin door onduidelijke oorzaak |
| Waar wordt neurogene shock door veroorzaakt | Laesie ruggenmerg boven TH6 Atypische shock: hypotensie met bradycardie Voorkeur hogere MAP 80-90 mmHg aanhouden |
| Antidotum bij intoxicatie met paracetamol | N-acetylcysteine |
| Antidotum bij intoxicatie met methanol/ethyleenglycol | Ethanol |
| Antidotum bij intoxicatie met koolmonoxide | (hyperbare zuurstof) |
| Antidotum bij intoxicatie met opiaten | naloxon |
| Antidotum bij intoxicatie met anticholinergica | fysostigmine |
| Antidotum bij intoxicatie met organofosfaten | atropine / obidoxim |
| Antidotum bij intoxicatie met methemglobinemie | methyleenblauw |
| Antidotum bij intoxicatie met cyanide | hydroxycobalamine of amylnitriet/natriumthiosulfaat |
| Antidotum bij intoxicatie met ijzer | desferoxamine |
| Antidotum bij intoxicatie met digoxine | fab fragmenten |
| Antidotum bij intoxicatie met betablokkers | glucagon, hoge dosis insuline en glucose |
| Antidotum bij intoxicatie met calciumantagonisten | calcium/insuline/glucose/glucagon |
| Antidotum bij intoxicatie met TCA's | natriumbicarbonaat |
| Antidotum bij intoxicatie met salicylaat | 1-2 mmol/kg natriumbicarbonaat gevolgd door bicarbonaat infuus met streefwaarde urine pH 7,5 evt met kaliumsuppletie |
| Bij welke intoxicatie komt hemodialyse in aanmerking | toxische alcoholen zoals methanol, ethyleenglycol, isopropanolol, lithium, theofylline, salicylaten |
| Bij welke intoxicatie wordt hemoperfusie gebruikt | theofylline, barbituraten en carbamazepine |
| Oesofagusruptuur: oorzaken, aanvullend onderzoek | Oorzaken: medische ingrepen, trauma, spontaan (boerhaavesyndroom), ingestie caustische materialen Slikfoto maken! CT kan ook |
| Boerhaavesyndroom, klassieke presentatie | Oesofagusruptuur door plotse drukverhoging in oesofagus door heftig braken Klassieke: heftig boeren en braken, gevolgd door retrosternale pijn en pijn in bovenbuik. Nadien klachten van odynofagie, tachypnoe, dyspnoe, cyanose, koorts en shock. |
| X-thorax bij oesofagusruptuur | Vrij lucht in mediastinum of buikholte Pleuravocht Verbreed mediastinum Subcutaan emfyseem Soms pneumothorax |
| Definitie van shock | Acuut circulatoir falen met een stoornis van weefselperfusie, leidend tot een gestoord aanbod van zuurstof en andere nutriënten aan weefsels. Ergo: disbalans tussen zuurstofaanbod en zuurstofverbruik in weefsels. |
| Is bloeddrukdaling een vroeg of laat teken van shock? | Bloeddrukdaling is een laat teken van shock |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: spanningspneumothorax | Thoracocentese |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: pericardtamponade | Pericardiocentese |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: anafylaxie | 0,5 mg adrenaline i.m. |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: tachycardie geïnduceerd | Cardioversie |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: bradycardie geïnduceerd | Atropine 0,5 mg i.v. |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: Addisonse crise | 100 mg hydrocortison i.v. gevolgd door 200 mg hydrocortison in 24 uur continue infusie |
| Specifieke acute behandeling bij shock door: massale/centrale longembolieën | Trombolyse, z.n op IC (voorkeur: Rt-PA/alteplase: 10 mg bolus gevolgd door 90 mg in 2 uur) |
| Is een verlengde CRT wel of niet een onafhankelijke voorspeller voor ongunstig beloop van shock? | Een verlengde CRT is WEL een onafhankelijke voorspeller voor ongunstig beloop van shock |
| Shock: blootstelling (E) | Huidafwijkingen zoals petechieen (menigokokkensepsis), endocarditis stigmata (janeway laesions, osler nodes, splinterbloedingen), rash (infecties) of urticaria (anafylaxie) |
| Shock: graad I | Bloedverlies <0,75 L, tachycardie <100/min |
| Shock: graad II | Bloedverlies 0,75-1,5 L, tachycardie >100/min, normale systole met hoge diastole (nauwe polsdruk), trage CRT, bleke huid, tachypnoe 20-30/min, onrustige patiënt |
| Shock: graad III | Bloedverlies 1,5-2,0 L, tachycardie >120/min, daling systole en diastole, tachypnoe 30-35/min, oligurie <15cc/uur, onrustige/verwarde patiënt |
| Shock: graad IV | Bloedverlies >2,0L, tachycardie >140/min, lage tensie, klamme/zweterige huid, tachypnoe >35/min, anurie, verwarde/comateuze patiënt |
| Streefhematocriet bij acute bloedingen | 30-35% |
| Wat is hypotensieve resuscitatie? | Bloeddruk wordt < 20 mmHg onder de uitgangsbloeddruk gehouden tot de bloeding onder controle is |
| Wat zijn de 3 meest voorkomende oorzaken van een tractus digestivus bloeding? | Bloedende ulcera, tumoren en oesofagusvaricesbloedingen |
| Wat is de Glasgow-Blatchford score en waar wordt deze voor gebruikt? | Voor risicostratificatie op de SEH bij een patient met een hoge tractus digestivus bloeding. Hiermee kan de behoefte aan interventies of risico op fatale afloop worden ingeschat. |
| Glasgow-Blatchford score: puntentelling voor systolische bloeddruk | Systole 100-109 mmHg: 1 pt Systole 90-99 mmHg: 2 pt Systole <90 mmHg: 3 pt |
| Glasgow-Blatchford score: puntentelling voor ureum | Ureum: 6.5-7.9 mmol/l: 2 pt Ureum: 9.0-9.9 mmol/l: 3 pt Ureum: 10.0-24.9 mmol/l: 4 pt Ureum: >25 mmol/l: 6 pt |
| Glasgow-Blatchford score: puntentelling voor hemoglobine bij mannen | Hemoglobine voor mannen: 7.7-8.3 mmol/l: 1 pt Hemoglobine voor mannen: 6.5-7.7 mmol/l: 3 pt Hemoglobine voor mannen: <6.5 mmol/l: 6 pt |
| Glasgow-Blatchford score: puntentelling voor hemoglobine bij vrouwen | Hemoglobine voor vrouwen: 6.5-7.7 mmol/l: 1 pt Hemoglobine voor vrouwen: <6.5 mmol/l: 6 pt |
| Glasgow-Blatchford score: puntentelling voor overige variabelen | Hartfrequentie >100/min: 1 pt Melaena: 1 pt Syncope: 2 pt Leverziekte: 2 pt Hartfalen: 2 pt |
| Laag-risico criteria Glasgow-Blatchford score | Systolische bloeddruk > 110 mmHg Hartfrequentie < 100/min Hemoglobine man > 8.3 Hemoglobine vrouw >7.7 Ureum <6.5 mmol/l Afwezigheid van melaena, syncope, hartfalen of leverziekte |
| Wat moet je doen bij een lage tractusdigestivus bloeding? | Lage tractusdigestivus bloedingen zijn meestal self-limiting, eventueel anti-coagulantie couperen Acute coloscopie is niet zinvol door belemmerd zicht |
| Aneurysma verdenking: LO en aanvullend onderzoek | Pulserende zwelling abdomen Beoordeel perifere pulsaties Luister naar souffles Spoed echo abdomen Chirurgie met spoed icc |
| Wat dient bij elke patiënt met acute buikpijn en shock uitgesloten te worden? | Geruptureerd aneurysma aortae abdominalis |
| Addisonse crisis: wat is het en hoe behandel je? | Acuut tekort bijnierschorshormoon, klinisch beeld van gecombineerde shock: hypovolemisch en vasodilatoir. Bij mensen met Addison in VG of gebruik steroïden Behandeling: 100mg hydrocortison i.v. bolus, waarna continu infuus met 200mg hydrocortison/24u |
| Verschijnselen Addisonse crisis: | Hypotensie, tachycardie, hyponatriemie, hyperkaliemie, malaise, moeheid, buikpijn, koorts en hyperpigmentatie |
| Klinische kenmerken van een patient met een harttamponade | Dyspnoe (87-89%), tachycardie (77%), pulsus paradoxus (82%), verhoogde CVD (76%), cardiomegalie X-thorax (89%) |
| Tot welk probleem kan een tamponade leiden | PEA |
| Cardiogene shock wordt veroorzaakt door | Ischemie, ritmestoornissen, myocarditis en endocarditis |
| Hoe wordt sepsis gedefinieerd in de kliniek | Met de quick-SOFA (qSOFA) score; een infectie gepaard gaande met ≥2 qSOFA punten is SEPSIS. Geassocieerd met een gecompliceerd beloop en verhoogde mortaliteit |
| Geef de puntentelling bij de qSOFA score | Bloeddruk <100 mmHg systolisch: 1 pt Ademfrequentie >22/min: 1 pt Veranderd bewustzijn (EMV <15): 1 pt |
| Definieer septische shock | Sepsis (d.w.z. infectie + ≥2 qSOFA pt) met persisterende hypotensie waarvoor vasopressie nogid is om de MAP ≥65 mmHg te houden en lactaat > 2 mmol/L ondanks adequate volumeresuscitatie. In-hospital mortaliteit is 40%. |
| Hoe onstaat anafylaxie | Acute mestceldegeneratie als immunologische reactie op een agens (meestal voedsel, medicatie of insecten). Kan ook niet-immuungemedieerd zijn (non-IgE) |
| Klinische criteria anafylaxie | Anafylaxie indien ≥2 van de onderstaande symptomen Klachten van huid of slijmvliezen Bornchusobstructie, stridor Verlaagde tensie Persisterende GI klachten zoals krampende buikpijn of braken |
| Klinische verschijnselen anafylactische reacties | Huid: jeuk, urticaria, exantheem Mucosa: lip Pulmonaal: piepen/bronchusobstructie, hypoxemie Cardiovasculair: hypotensie, syncope Gastrointestinaal: misselijk, braken, krampende buikpijn Luchtweg: stridor, slijmvlieszwelling mond en tong |
| Wat is een toxidroom, hoe onderzoek je? | Constellatie van symptomen specifiek voor bepaalde klassen van toxische middelen waarbij onderzoeken: vier vitale kenmerken (RR, ademhalingsfreq, HF, temp), bewustzijn, pupilgrootte, slijmvliezen, longgeluiden (bronchorroe?) darmgeluiden, huid. |
| Wat zijn de belangrijkste toxidromen | Cholinerg, anticholinerg, sympaticomimmetisch en sedatief |
| Cholinerg toxidroom (organofosfaten) met ezelsbrug DUMBELS | D: diarree, diaforese U: urineren M: miosis B: bradycardie, bronchorroe, bronchospasme E: emesis L: lacrimatie S: salivatie |
| Anticholinerg toxidroom (anti-histaminica, TCA’s) met ezelsbrug ‘…as a …’ | Hypothermie: HOT as a hare, RED as a beet Droge huid: DRY as a bone Dilatatie pupillen: BLIND as a bat Delier, hallucinaties: MAD as a hatter Tachycardie Urineretentie |
| Sympathicomimmetisch toxidroom (cocaine, amfetamine) | Diaforese Mydriasis Tachycardie Hypertensie Hyperthermie Insulten |
| Sedatief toxidroom (heroine, methadone, benzo’s) | Miosis (bij opioiden) Hypoventilatie Coma Bradycardie Hypotensie |
| Wat zijn de belangrijkste ‘bed side testen’ bij een intoxicatie | Bloedgas en ECG |
| Behandeling breedcomplex tachycardie bij TCA of cocaine intoxicatie | Natriumbicarbonaat 1-2mmol/kg, titreren tot QRS vernauwt of pH 7,5-7,55 is |
| Behandeling intoxicatie met calciumantagonist of B-blokker | Glucagon 2-10 mg iv gevolgd door hoge dosis insuineglucose pomp, bij calciumantagonist tevens calciumgluconaat 1-2 gram |
| Pupilgrootte bij patient met intoxicatie: miosis (COPS) | C: cholinergica O: opiaten, organofosfaten P: phenotiazinen, pilocarpine S: sedative-hypnotica |
| Pupilgrootte bij patient met intoxicatie: midriasis (AAAS) | A: antihistaminica A: antidepressiva A: atropine en andere anticholinergica S: sympathicomimmetica |
| Neurologische bevindingen bij intoxicaties | Fasciculaties: organofosfaten Tremoren: lithium Dystonie: neuroleptica |
| Intoxicatie oorzaken hypothermie (COOLS) | CO, opiaten, insuline of orale bloedsuikerverlagers, likeur, sedative-hypnotica |
| Intoxicatie oorzaken hyperthermie (NASA) | Neuroleptica Antihistaminica Salicylaten, sympathicomimmetica Anticoholinergica |
| Normaalwaarde en formule anion-gap | Normaalwaarde: 8-12 mmol/L Formule: natrium - (chloride + bicarbonaat) |
| Normaalwaarde osmol gap en formule | Normaalwaarde plasma osmolaliteit: 285-290 mosmol/kg Normaalwaarde osmol gap 0-5 mosmol/kg Verhoogd bij methanol, ethanol en ethyleenglycol Formule: plasma osmol = 2x natrium + glucose + ureum |
| Toxicologisch onderzoek bij intoxicatie met de volgende middelen | PCM, saliculaten, theofylline, lithium, lood, ijzer, koolmonoxide, methemoglobine, toxische alcoholen, anticonvulsive en digoxine |
| Substanties die niet goed binden aan geactiveerde kool | Ijzer, lithium, pesticiden, zuren en logen, oplosmiddelen |
| Substanties die herhaalde toediening van geactiveerde kool behoeven | Kinine, theofylline, barbituraten, carbamazepine |
| alarmsignalen bij hoofdpijn: anamnestisch | plots ontstane (thunderclap) hoofdpijn, ergste hoofdpijn ooit, evident anders dan ooit tevoren, immuungecompromitteerde status, nieuwe hoofdpijn bij >50 jaar |
| alarmsignalen bij hoofdpijn: fysisch diagnostisch | veranderd bewustzijn, positieve jolt test (verergering hoofdpijn bij schudden hoofd), focale neurologische afwijkingen, rash verdacht voor meningokokkensepsis |
| welk type intracraniele bloeding kan chronisch zijn | subduraal hematoom, kan dagen tot weken duren voordat het tot uiting komt |
| indicaties voor het verrichten van een CT of LP | eerste/ernstige hoofdpijn, thunderclap, hoofdpijn met koorts of nekstijfheid of misselijkheid en braken, nieuwe hoofdpijn >50 jaar, nieuw bij hiv of maligniteit, neurologische uitval, papiloedeem of sufheid |
| Ottawa Subarachnoid Hemorrhage (SAH) rule: voor wie wel en wie niet gebruiken? | Wel: patienten >15 jaar, nieuwe, ernstige niet-traumatische hoofdpijn met PM na 1 uur Niet: nieuwe neurologische uitval, eerdere aneurysmata, SAB, hersentumoren of VG met recidiverende hoofdpijn (≥ 3 episoden in ≥6 maanden) |
| Ottawa Subarachnoid Hemorrhage (SAH) rule: verder onderzoek geindiceerd bij welke hoogrisicovariabelen? | Verder onderzoek indien ≥1 hoogrisicovarbiabele: leeftijd >40, nekstijf/pijn, bewustzijnsverlies, begin bij inspanning, thunderclap headache, beperkte nekflexie. |
| Oorzaken SAB | meestal intracraniele aneurysma, soms arterioveneuze malformatie |
| Behandeling SAB | neurochirurgisch, voor ingreep nimodipine als neuroprotecieve medicatie geven |
| Hypertensief spoedgeval: bloeddruk | Ernstige hypertensie: >180/110 mmHg Hypertensief spoedgeval: >200/120 mmHg met schade aan hersenen, hart, nieren, bloedvaten of ogen |
| aanvullend onderzoek bij hypertensieve crisis | bloeduitstrijk (fragmentocyten bij HUS/TTP verdenking), LDH, haptoglonine, reticulocyten, nierfunctie, hartenzymen, urineonderzoek, ECG, X-thorax en zn echo nieren |
| Behandeling hypertensief spoedgeval met retinopathie: tijdlijn en streefwaarde + eerste keus | Binnen enkele uren, streef MAP -25%, labetalol |
| Behandeling hypertensieve encefalopathie: tijdlijn en streefwaarde + eerste keus | onmiddelijk, MAP -25%, labetalol + nicardipine |
| Acuut herseninfarct en bloeddruk >220/120: tijdlijn en streefwaarde + eerste keus | 1 uur, MAP -15%, labetalol + nicardipine |
| herseninfarct met indicatie voor thrombolyse en >185/110 mmHg: tijdlijn en streefwaarde + eerste keus | 1 uur, MAP -15%, labetalol + nicardipine |
| Acute hersenbloeding < 6 uur na onset en SBD >180 mmHg: tijdlijn en streefwaarde + eerste keus | Onmiddelijk, SBD <140, labetalol + nicardipine |
| Hypertensieve spoedgeval met ACS: tijdlijn en streefwaarde + eerste keus | Onmiddelijk, SBD <140, nitro + orale b-blokkade |
| Hypertensieve spoedgeval met cardiogeen pulmonaal oedeem: tijdlijn en streefwaarde + eerste keus | Onmiddelijk, SBD <140, nitro + lisdiureticum |
| Hypertensieve spoedgeval met aortadissectie/ruptuur | Onmiddelijk, SBD <120 EN hartslag <60/min esmelol OF metoprolol EN Clevidipine OF nirtoprusside |
| Behandeling ernstige hypertensie zonder orgaanschade | nifidepine retard 20 mg po 1-2 dd (begineffect: 15-30 min) captopril 25 mg 3 dd po (begineffect 30-60 min) labetalol 200 mg 3dd (begineffect 15-30 min) |
| Klinische manifestatie reuscelartritis | recent ontstane hoofdpijn in temporale regio, kaakclaudicatio, gevoelige hoofdhuid, visusstoornissen, algemene symptomen (moe, koorts, gewichtsverlies), symptomen van polymyalgia reumatica, gevoeligheid en zwelling 1 a. temporalis, verhoogde BSE, >50 jaar |
| Bij hoeveel procent van de patienten met een reuscelartritis treedt visusverlies op | 15-20% |
| Aanvullend onderzoek bij reuscelartritis | Arteria temporalis biopt, echografie (halo-teken) en PET-CT |
| Behandeling reuscelartritis | corticosteroiden, al starten voor biopt binnen is |
| Klinisch beeld glaucoom | >50 jaar, acuut ernstige pijn in en rond oog, wazig zien, fotofobie en visusverlies, misselijkheid en braken. Aangedane oog is rood met wazige cornea en verwijde, lichtstijve pupil. |
| Meestvoorkomende oorzaak hersenabces | lokale infectie (otitis/mastoiditis, sinusitis, ethmoiditis): 60%, |
| Klinisch beeld subdural empyeem | hoofdpijn, braken, koorts, nekstijfheid, koorts, insulten, focale uitval, tekenen van KNO-infectie en papiloedeem |
| Oorzaken papiloedeem | toename intracraniele massa (tumor), toename intracraniele druk (hypertensief spoedgeval), afname veneuze afvloed (cerebrale veneuze thrombose), afname liquorafvloed (obstructieve hydrocephalus), idiopatisch (idiopatische intracraniele hypertensie) |
| Kenmerken van hoofdpijn t.g.v. intracraniele hypertensie | Pijn erger bij wakker worden, toename pijn bij drukverhogende momenten zoals hoesten en persen, pijn neemt toe bij liggen, pijn gepaard met dubbelzijdig papiloedeem |
| cerebrale veneuze thrombose klinische symptomen | acuut, subacuur of chronisch, meestal hoofdpijn (90%), soms icm focale neurologische uitval, insulten of encefalopathie met bewustzijnsverlies. |
| Risicofactoren cerebrale veneuze thrombose | hypercoagulabiliteit, infecties, maligniteiten en trauma |
| cerebrale veneuze thrombose: aanvullend onderzoek | MRI met contrast |
| Oorzaken klachten bij cerebrale veneuze thrombose | 1. verhoogde veneuze en capillaire druk door trombose van de cerebrale venen of durale sinus en 2. verminderde liquor absorpite en verhoogde intracraniele druk door occlusie durale sinus |
| Migraine ezelsbruggetje, diagnose: | STUDIO-54 ≥ 2 van: S: severe T: throbbing U: unilateral D: disabling ≥ 1 van: I: intestinale symptomen O: otofobie/fotofobie en beide: 5 aanvallen 4 - 72 uur duur |