Lieve, beste (Eng: dear) …, (m)

Hoogachtend, Met vriendelijke groet,

aanraken, bespelen (instrument)

Help

Options

focusNode

Didn't know it?
click below

Knew it?
click below

Don't Know

Remaining cards (0)

Know

retry

shuffle

restart

0:00

Embed Code - If you would like this activity on your web page, copy the script below and paste it into your web page.

Normal Size Small Size show me how

Spaans

Nl Leert Door

Question	Answer
Estimado …,	Geachte …, (m)
Querido …,	Lieve, beste (Eng: dear) …, (m)
el saludo	de groet, de begroeting
cordial	hartelijk
Un saludo cordial,	Een hartelijke groet,
Saludos,	Groeten,
Atentamente,	Hoogachtend, Met vriendelijke groet,
el abrazo	de knuffel, de omhelzing
el beso	de kus, de zoen
Un abrazo,	Liefs, (knuffel)
Un beso,	Liefs, (kus)
Besos,	Liefs, (kusjes)
caliente	warm, heet
el bocadillo	het broodje
el plato	het bord, het gerecht
el queso	de kaas
el vaso	het glas
el vino	de wijn
cenar	dineren, eten in de avond
la carne	het vlees, het vruchtvlees
la leche	de melk
la paella	de paella
la patata	de aardappel
las patatas fritas	de friet, patat
las tapas	de tapas
las verduras	de groenten
bonita	leuk, aardig (v)
bonito	leuk, aardig (m)
caminar	lopen, wandelen
cantar	zingen
como	als, zoals
como	omdat
el flamenco	de flamenco, de flamingo
escribir	schrijven
escuchar	luisteren
la calle	de straat, de weg
la canción	het lied
la carta	de brief
la guitarra	de gitaar
la radio	de radio
las canciones bonitos	de leuke liedjes
tocar	aanraken, bespelen (instrument)
con	met
después	vervolgens, daarna
el amigo	de vriend
el autobús	de bus
el chico	de jongen
el colegio	de school
el francés	de Fransman
el hospital	het ziekenhuis
el inglés	de Engelsman
el médico	de arts, de dokter
francés	Frans (taal)
grande	groot
hasta	tot
hoy	vandaag
inglés	Engels (taal)
la amiga	de vriendin
la casa	het huis
la ciudad	de woonplaats, stad, gemeente
la francesa	de Franse
la inglesa	de Engelse
la mujer	de vrouw
la puerta	de deur
la ventana	het raam
para	voor, om, tegen, in
ser	zijn
el día	de dag
la semana	de week
el mes	de maand
el año	het jaar
¿Qué hora es?	Hoe laat is het?
Es la una	Het is een uur
Son las tres	Het is drie uur
y cuarto	kwart over
menos cuarto	kwart voor
y medía	half over
en punto	precies
mas o menos	ongeveer
¿A qué hora?	(Om) hoe laat?
a las cinco	om vijf uur
las estaciones	de seizoenen
la primavera	de lente
el verano	de zomer
el otoño	de herfst
el invierno	de winter
el lunes	de maandag
el martes	de dinsdag
el miércoles	de woensdag
el jueves	de donderdag
el viernes	de vrijdag
el sábado	de zaterdag
el domingo	de zondag
los meses	de maanden
enero	januari
febrero	februari
marzo	maart
abril	april
mayo	mei
junio	juni
julio	juli
agosto	augustus
septiembre	september
octubre	oktober
noviembre	november
diciembre	december
muy	erg, zeer
bien	goed
la niña	het meisje, het kind (v)
normalmente	gewoonlijk, meestal
la música	de muziek
el padre	de ouder, de vader
aquí	hier
siempre	altijd, steeds
todos	iedereen, allemaal
la hija	de dochter
el hijo	de zoon
mucha	veel (vrouwelijk, enkelvoud)
muchos	veel (mannelijk, meervoud)
la poesía	het gedicht
desde	vanaf
el niño	de jongen, het kind (m)
nunca	nooit
el alcohol	de alcohol
la lección	de les, het hoofdstuk
repasar	oefenen, herhalen, doornemen
el ejercicio	de oefening, de opgave
el curso	de cursus
correr	rennen
la cita	de afspraak
la reunión	de bijeenkomst, de vergadering
el colega	de collega
el fontanero	de loodgieter
venir	komen
la pausa	de pauze
la administración	de administratie, het beheer
libre	vrij
el dentista	de tandarts
el tiempo	de tijd, het weer
la madre	de moeder
la compra	de aanschaf, de aankoop
ir	gaan
ir de compras	winkelen
salir	uitgaan
el hermano	de broer
los hermanos	de broers, de broer(s) en zus(sen)
terminar	eindigen
empezar	beginnen
hay	er is, er zijn
el ejemplo	het voorbeeld
hola	hallo
el restaurante	het restaurant
comer	eten
la comida	het eten
la cena	het diner
beber	drinken
la bebida	het drankje
el refresco	de frisdrank
la cerveza	het bier
el vino	de wijn
blanco	wit (m)
el café	de koffie
el té	de thee
el gas	het gas
por favor	alstublieft
gracias	dankjewel
adiós	doei/ dag
hasta luego	tot ziens
hasta pronto	tot snel
la hora de comer	etenstijd, lunchtijd
¿Qué quiere ... ?	Wat wil je ... ?
¿Quiere ... ?	Wil je ... ?
Esta mesa está libre?	Is deze tafel vrij?
reservar una mesa	een tafel reserveren
¿Podemos reservar?	Kunnen wij reserveren?
¿Cuántas personas?	Hoeveel personen?
Con ... personas.	Met ... personen.
la carta	de menukaart (c*)
el menú	de menukaart (m*)
¿Dónde está el baño?	Waar is de wc?
A nombre de ...	Op naam van ...
el camarero	de ober
el cliente	de klant
la cuenta	de rekening
La cuenta, por favor.	De rekening, alstublieft
pagar en efectivo	contant betalen
la tarjeta de crédito	de creditcard
iQue rico!	Wat lekker!
rico	lekker, rijk (m)
Dos cervezas, por favor.	Twee bier, alstublieft.
la entrada	het voorgerecht (e*)
el primero plato	het voorgerecht (pp*)
el plato principal	het hoofdgerecht (pp*)
el segundo plato	het hoofdgerecht (sp*)
el postre	het dessert
la sopa	de soep
el pan	het brood
la carne	het vlees
el pollo	de kip
el pescado	de vis
las verduras	de groentes
la ensalada	de salade
las patatas	de aardappelen
patatas fritas	frietjes
la tortilla española	de aardappelomelet
sucio	vies
la cuchara	de lepel
el tenedor	de vork
el cuchillo	het mes
Este cuchillo está sucio.	Dit mes is vies.
el cubierto	het bestek
el plato	het bord
el indivudual	de placemat
la cucharilla	het theelepeltje
la servilleta	het servet
el vaso	het glas (zonder voet)
la copa	het wijnglas (met voet)
la mesa	de tafel
sin	zonder
la repetición	de herhaling
perfectamente	perfect
en Inglaterra	in Engeland
la escuela	de school
la lengua	de taal
la gramática	de grammatica
ver	zien [regelmatig]
español	Spaans (m)
unos	een paar, enkele
en tí	in jou, op jou
algo	iets
querer	willen [e=ie]
cerrar	sluiten [e=ie]
comenzar	beginnen [e=ie]
perder	verliezen [e=ie]
pensar	denken [e=ie]
sentir	voelen [e=ie]
recomendar	aanraden [e=ie]
empezar	beginnen [e=ie]
preferir	voorkeur hebben voor [e=ie]
holandeses	Nederlands (mv, m)
el belga	de Belg
la belga	de Belgische
el argentino	de Argentijn
la argentina	de Argentijnse
argentino	argentijns (bijv. nmw.) (m)
la abuela	de oma
el abuelo	de opa
los abuelos	de grootouders
alto	lang (hoog) (m)
rubio	blond (m)
simpático	aardig, vriendelijk (m)
moreno	gebruind door de zon (m)
enfermo	ziek (m)
cerca	vlakbij, dichtbij
nervioso	zenuwachtig (m)
seguro	veilig, betrouwbaar, zelfverzekerd (m)
preocupado	bezorgd (m)
guapo	knap (m)
el edificio	het gebouw
el museo	het museum
la casa	het huis
el parque	het park
el barrio	de wijk
en la clase	in de les
la cultura	de cultuur
la naturaleza	de natuur
el supermercado	de supermarkt
el pueblo	het dorp
la habitación	de kamer
la discoteca	de discotheek, de dancing
la playa	het strand
ir a casa	naar huis gaan
la llave	de sleutel
el taxista	de taxichauffeur (m)
el coche	de auto
el alumno	de leerling
el futbolista	de voetballer
la competición	de wedstrijd
la fiesta	het feest
la boda	de bruiloft
el bolso	de handtas, de tas
el servicio	de dienst
la dirección	de richting, het adres
preguntar	vragen
durante	tijdens
sobre	op, over
el tiempo	het weer, de tijd
la sangría	de sangria
el hombre	de man
el marido	de man (getrouwd)
la mujer	de vrouw
la esposa	de vrouw (getrouwd)
el hijo	de zoon
la hija	de dochter
el padre	de vader
la madre	de moeder
los hermanos	de broers en zussen
el hermano	de broer
la hermana	de zus
el abuelo	de opa
la abuela	de oma
los abuelos	de grootouders
los padres	de ouders
los hijos	de kinderen (zonen en dochters)
los niños	de kinderen (algemeen)
los nietos	de kleinkinderen
el tío	de oom
la tía	de tante
la familia	het gezin
el novio	het vriendje
la novia	het vriendinnetje
casado	getrouwd (m)
casada	getrouwd (v)
divorciado	gescheiden (m)
divorciada	gescheiden (v)
soltero	vrijgezel (m)
soltera	vrijgezel (v)
viudo	weduwnaar
viuda	weduwe
novios	het paar/stelletje
el cuñado	de zwager
la cuñada	de schoonzus
la suegra	de schoonmoeder
el suegro	de schoonvader
el yerno	de schoonzoon
la nuera	de schoondochter
el sobrino	neef (zoon van broer/zus)
la sobrina	nicht (dochter van broer/zus)
el primo	neef (zoon van oom/tante)
la prima	nicht (dochter van oom/tante)
el padrastro	de stiefvader
la madrastra	de stiefmoeder
el hermanastro	de stiefbroer
la hermanastra	de stiefzus
los amigos	de vrienden
la oficina	het kantoor
el correo eléctronico	de e-mail
cansado	moe (m)
embarazada	zwanger
el molino	de molen
el estudiante	de leerling, de cursist, de student
la lista	de lijst
hambre	honger
el pelo	het haar
el miedo	de angst
el perro	de hond
miedo de perros	angst voor honden
el gato	de kat
frío	koud (m)
mayor	groter, ouder (leeftijd personen)
menor	klein, jonger (leeftijd personen)
llamar	noemen, roepen, bellen
feliz	gelukkig
dormir [o=ue]	slapen
temprano	vroeg (m)

Created by: Jeroenn

Popular Spanish sets

Chapter 1 Spanish Greetings

# 22 High Frequency Words 1

Exprésate capítulo 3, parte 1 - los verbos

Practice the childhood vocabulary

Chapter 3.1 Spanish Numbers

Rooms, Bedroom, Kitchen

Chapter 2 Spanish Alphabet

Chapter 4 - 2 Spanish Weather Phrases

Chapter 3.2 - Spanish Days & Months

Outside, Other Things, Verbs

basic need-know verbs

Exprésate capítulo 2, parte 1 - los adjetivos

"Know" box contains:
Time elapsed:
Retries: